cC?6> 0 aan aansprakelijkheid ontkomen, dan zal hij twee dingen moeten aantonen. Vooraleerst moet hij aantonen, dat hem persoonlijk geen verwijt gemaakt kan worden voor het niet melden van de be- talingsonmacht, bijvoorbeeld omdat hij in het buitenland verbleef of door ziekte afwezig was. Pas als hij daarin slaagt, wordt hij toegelaten tot het bewijs, dat de betalingsonmacht niet aan hem te wijten is geweest als gevolg van kenne lijk onbehoorlijk bestuur. Het zal duide lijk zijn, dat de bestuurder door het niet (correct) melden van de betalingson macht van de rechtspersoon voor een bewijsrechtelijk zware taak kan komen te staan. Aansprakelijkheid bij faillissement Ingevolge het derde ontwerp zijn be stuurders en commissarissen van com merciële rechtspersonen in geval van faillissement van die rechtspersoon je gens de boedel hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden die niet uit de baten kunnen worden voldaan, als het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is, dat dit een belangrijke oorzaak van het faillisse ment is. De curator zal moeten bewijzen dat aan beide voorwaarden is voldaan. Wanneer de rechtspersoon echter niet heeft voldaan aan haar wettelijke boekhoud en publicatieplicht wordt de bewijslast omgekeerd, zoals in het tweede anti-misbruikwetsontwerp bij het niet melden van de betalingson macht. Het wetsontwerp gaat er dan van uit, dat het bestuur zijn taak kenne lijk onbehoorlijk heeft vervuld en dat dit een belangrijke oorzaak van het faillisse ment is geweest. De bestuurder moet dan maar zien het tegendeel aan te tonen. Slaagt hij niet in dit bewijs, dan is hij persoonlijk aansprakelijk voor het tekort van de boedel. De omkering van de bewijslast bij niet tijdig publiceren van de jaarrekening is wel bijzonder actueel, nu vele tiendui zenden bv's voor het eerst publicatie- plichtig zijn geworden. Hun jaarcijfers over 1984 moesten uiterlijk op 1 februa ri van dit jaar zijn gepubliceerd. Door menige bv is hieraan niet voldaan. De mogelijke persoonlijke aansprakelijkheid bij faillissement is wellicht een extra 'stok achter de deur' om de jaarreke ning voortaan wel tijdig te publiceren. Kennelijk onbehoorlijk bestuur In beide anti-misbruikwetten is uiteinde lijk het criterium 'kennelijk onbehoorlijk bestuur' bepalend voor de aansprake lijkheid van de bestuurders en de com missarissen. Wat dient onder dit criteri um te worden verstaan? Gelet op het oogmerk van beide ont werpen tot het bestrijden van misbruik zal kennelijk onbehoorlijk bestuur in de 'Kennelijk onbehoorlijk bestuur' eerste plaats uitgelegd moeten worden als de bewuste benadeling van de credi teuren van de rechtspersoon door het doelbewust gebruik maken van de be scherming van de rechtspersoon. Daar naast zal in zeer duidelijke gevallen van onbezonnen roekeloosheid of onverant woordelijk handelen eveneens sprake kunnen zijn van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Ingeval van twijfel - de zoge naamde grijze zone - zal geen aanspra kelijkheid ontstaan. Het onbehoorlijk handelen moet derhalve 'buiten kijf' staan. Bestuurders van ondernemingen dient een ruime marge te worden ge gund bij de uitoefening van hun taak - aldus de minister van Justitie - zodat alleen heel evidente gevallen van roeke loosheid tot aansprakelijkheid kunnen leiden. Wanneer het kennelijk onbehoor lijk bestuur is vastgesteld, is in beginsel het voltallige bestuur hoofdelijk aan sprakelijk. De individuele bestuurder heeft echter wel een disculpatiemoge- lijkheid. Als hij kan aantonen dat de on behoorlijke taakvervulling niet aan hem persoonlijk is te wijten en hij maatrege len heeft getroffen om de gevolgen van het kennelijk onbehoorlijk bestuur af te wenden, is hij niet aansprakelijk. Dit zal zich bijvoorbeeld voordoen indien hij zich tegen een fatale beleidsbeslissing heeft verzet, maar door de rest van het bestuur is overstemd. Degene die op grond van de interne taakverdeling niet belast is met de financiële gang van za ken, kan zich niet van zijn aansprakelijk heid bevrijden door zich louter op onbe kendheid met de financiële problemen te beroepen. Daarvan wordt ook hij geacht zich op de hoogte te hebben gesteld. In geval van faillissement het derde ontwerp heeft de rechter wel een matigingsrecht gelet op de aard en de ernst van de onbehoorlijke taakver vulling, de andere oorzaken van het fail lissement, de wijze waarop het faillisse ment is afgewikkeld en de tijd die een bestuurder in functie was in de periode van de onbehoorlijke taakvervulling. De mede-beleidsbepaler De beide wetsontwerpen kennen niet alleen een aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen, maar ook van degene die het beleid van de rechtspersoon heeft mede bepaald 'als ware hij bestuurder'. Hiermee wordt voorkomen, dat een bestuurder zijn aansprakelijkheid ontduikt door een minder draagkrachtig persoon in zijn plaats als formele bestuurder te laten fungeren, terwijl hij feitelijk zelf de touwtjes in handen heeft. Met name de

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1986 | | pagina 34