Geen reden tot ongerustheid
voor bonafide ondernemingen
Nieuwe anti-misbruikwetgeving
Twee maanden geleden zijn
door de Eerste Kamer twee
wetsontwerpen aangenomen
die onder bepaalde
omstandigheden bestuurders
en commissarissen voor en bij
het faillissement van een
rechtspersoon persoonlijk
aansprakelijk stellen voor de
schulden van die rechts
persoon, indien sprake is van
'kennelijk onbehoorlijk bestuur'.
Een criterium dat - niet
geheel onbegrijpelijk - bij
menig bestuurder aanleiding
heeft gegeven tot verwarring
en onrust. In dit artikel wordt
nagegaan in welke gevallen
deze aansprakelijkheid kan
ontstaan. De twee ontwerpen
zullen vermoedelijk in oktober
van dit jaar in werking treden,
waarmee de invoering van in
totaal drie anti-misbruik wetten
zal zijn voltooid.
^Ij n 1982 is de eerste anti-mis-
bruikwet ingevoerd, welke als de
'Wet Ketenaansprakelijkheid' be
kendheid heeft gekregen. Ter
bestrijding van de koppelbazen-
problematiek in de bouwwereld is
ingevolge deze wet een hoofdaan
nemer persoonlijk aansprakelijk
voor de afdracht van loonbelasting en
sociale verzekeringspremies, die al zijn
onderaannemers zijn verschuldigd. De
aansprakelijkheid van het tweede en
derde anti-misbruikwetsontwerp heeft
betrekking op bestuurders en commis
sarissen van rechtspersonen. Aan een
rechtspersoon wordt in het rechtsver
keer een eigen identiteit toegekend.
Door deze eigen identiteit kunnen de
personen die in een rechtspersoon ac
tief zijn, in beginsel niet zelf worden
aangesproken voor de verplichtingen -
lees: schulden - van de rechtspersoon.
Van deze aansprakelijkheid wordt door
malafide personen misbruik gemaakt.
Zij trachten de opbrengsten van de ven
nootschap ten eigen bate te laten 'ver-
Mr. J. W. G. Vink
Juridische Zaken
dwijnen' in plaats van deze aan te wen
den voor de betaling van de schulden
van de vennootschap. De crediteuren
van de vennootschap blijven met onvol
dane vorderingen zitten en lijden uitein
delijk aanzienlijke schade.
Ter bestrijding van dergelijk misbruik
doorbreekt de nieuwe anti-misbruik
wetgeving onder omstandigheden het
beschermende schild van de rechtsper
soon en stelt de personen achter de
schermen aansprakelijk voor de schul
den die zij namens de rechtspersoon
zijn aangegaan.
Aansprakelijkheid voor
belasting en premieschulden
Het tweede anti-misbruikwetsontwerp
regelt de hoofdelijke aansprakelijkheid
van bestuurders en commissarissen van
commerciële rechtspersonen voor de
afdracht van sociale verzekeringspre
mies, loon- en omzetbelasting en bijdra
gen aan verplichte bedrijfspensioen
fondsen die de rechtspersoon verschul
digd is, doch met de betaling waarvan
zij in gebreke is. Onder commerciële
rechtspersonen dienen te worden ver
staan de nv's, de bv's, alsmede de
stichtingen en de bij notariële akte op
gerichte verenigingen die aan de heffing
van vennootschapsbelasting zijn onder
worpen. Bovendien worden ook buiten
landse rechtspersonen die aan de hef
fing van de Nederlandse vennoot
schapsbelasting zijn onderworpen, on
der de werking van deze wet gebracht.
Een belangrijk element van het tweede
ontwerp is de zogenaamde mel
dingsplicht: de rechtspersoon dient on
verwijld aan de fiscus en de bedrijfsve
reniging te melden, dat zij niet in staat
is de verschuldigde belastingen en pre
mies te voldoen. Iedere bestuurder is
bevoegd en volgens de minister tevens
verplicht deze betalingsonmacht na
mens de rechtspersoon te melden. Ook
de commissaris is bevoegd tot deze
melding over te gaan.
Door deze meldingsplicht beoogt het
ontwerp te bewerkstelligen, dat de fis
cus en de bedrijfsvereniging al in een
vroeg stadium op de hoogte zijn van de
betalingsonmacht en derhalve de door
hen nodig geachte maatregelen kunnen
treffen. De meldingsplicht omvat tevens
het desgevraagd verstrekken van nade
re inlichtingen en het overleggen van
stukken. In dit verband kan een zorgvul
dig gevoerde boekhouding een belang
rijke rol spelen. Indien de rechtspersoon
namelijk niet de gevraagde boekhoud
kundige gegevens kan overleggen, zal
de fiscus of de bedrijfsvereniging aan
nemen dat niet correct aan de mel
dingsplicht is voldaan.
Wat is nu het verband tussen deze mel
dingsplicht en de aansprakelijkheid van
bestuurders en commissarissen? Als
correct aan de meldingsplicht is vol
daan, is de bestuurder, respectievelijk
de commissaris alleen persoonlijk aan
sprakelijk, wanneer de fiscus of de be
drijfsvereniging aannemelijk kan maken
dat er sprake is van kennelijk onbehoor
lijk bestuur in een periode van drie jaar
voor de melding, alsmede dat de niet-
betaling van belastingen en premies aan
dit kennelijk onbehoorlijk bestuur is te
wijten. Deze zware bewijslast rust op de
fiscus en de bedrijfsvereniging. Indien
de betalingsonmacht echter niet correct
is gemeld door de rechtspersoon, wordt
de bewijslast omgekeerd. Het wetsont
werp gaat dan uit van het vermoeden,
dat de niet-betaling van belastingen en
premies aan kennelijk onbehoorlijk
bestuur is te wijten. Wil de bestuurder