/gemene Vergadering 1986
vormen en daarop langs democratische
weg invloed kunnen en moeten uit-
oefenen!
De kwaliteit van het lid
Wie moeten onze leden zijn? Wat voor
mensen zien wij graag als lid bij onze
Rabobanken?
Ik meen, dat we in dit verband tot de
formulering van kwaliteitseisen moeten
komen, die we aan een lid zouden willen
stellen. Zowel vanuit de vereniging ge
zien als vanuit het bankbedrijf.
Als ik weer kijk naar het ontstaan van
onze organisatie, dan is het type lid, dat
bij ons hoort (omdat zo'n lid de identiteit
van onze organisatie bepaalt) iemand
die primair iets moet ondernemen, hoe
groot of klein ook, én daarnaast de
wens moet hebben vanuit de plaatselij
ke gemeenschap waarin hij of zij func
tioneert, invloed uit te oefenen op en
verantwoordelijkheid te dragen voor een
coöperatieve vereniging, die een bank
bedrijf uitoefent.
Die verantwoordelijkheid van het lid
geldt niet alleen hemzelf of zijn eigen
bedrijf, maar ook zeer nadrukkelijk zijn
plaatselijke coöperatieve bank en de ge
meenschap, waartoe hij behoort!
Wat de bank betreft komt dat al expli
ciet tot uitdrukking in de aansprakelijk
heid. Weliswaar is dat een beperkte en
gezien onze vermogenspositie een prak
tisch risicoloze aansprakelijkheid, maar
het is in de samenhang met de totale
coöperatieve familie, een duidelijk coö
peratief herkenningspunt. Daarom plei
ten gelukkig velen met mij voor handha
ving van die herkenning.
Met name verwachten wij van een lid
verantwoordelijkheid tegenover de ge
meenschappelijke leef- en werkomge
ving. Want de ledenvergadering van een
tegen aspirant-leden
zeggen, dat de doelstelling is
hun financiële belangen te be
hartigen. En onmiddellijk daarbij:
dat coöperatief bankieren bete
kent 'dienstverlening aan lid én
gemeenschap'
bank moet een afspiegeling zijn - ook
in verdeling naar leeftijd en sexe - van
de plaatselijke gemeenschap. Om dat te
bereiken meen ik, dat bestuurders en di
recteuren zich in de komende tijd veel
meer bewust moeten afvragen waarom
iemand wel lid en geen cliënt of wel
cliënt en geen lid is. Wij moeten ons in
tensiever gaan bezig houden met het
naar elkaar toe laten groeien van leden
en cliënten.
Op die wijze zal onze coöperatieve iden
titeit versterkt naar voren komen!
De wijde cliëntenkring
Concreet denk ik aan het in kaart bren
gen per bank van leden én cliënten.
Ontwikkel een visie, wie er vanuit ban
cair en verenigingsoogpunt lid van uw
bank zouden moeten zijn. De door mij
genoemde kwaliteitseisen geven daar
voor reeds een goede indicatie. Kortom,
stimuleer de door u gevonden kandida
ten tot een bewust lidmaatschap!
Let wel, ik pleit hier niet voor het lid ma
ken van alle cliënten. Er is immers alle
ruimte voor leden én cliënten bij onze
banken. Ik pleit ook niet voor leden
bestand, dat uit een exclusief, elitair
besloten groepje zou bestaan. De toe
treding als lid staat immers voor ieder
een open. Wél pleit ik voor een verster
king van ons coöperatief bewust wor
den en daarvoor hebben wij net als
vroeger, leden nodig die de genoemde
kwaliteiten in zich dragen.
Het moet daarbij ongeveer gaan zoals
het vaak gaat bij het samenstellen van
een bestuur of raad van toezicht. U kijkt
in uw omgeving naar geschikte kandi
daten en als die nog geen lid zijn vraagt
u hem of haar lid te worden. Mijns in
ziens moeten we zoiets niet alleen bij
vacatures in bestuurscolleges doen,
maar ook om uit de wijde cliëntenkring
leden te werven.
Ik heb niet de illusie, dat het naar elkaar
toe laten groeien van cliënten en leden
van de ene op de andere dag zal lukken.
Wat wij jaren met elkaar lieten liggen, is
niet in een handomdraai te veranderen!
Maar ik ben ervan overtuigd, dat wij
door het coöperatieve been meer met
Rede van mr. O. W. A. Baron van Verschuer