Als Commissie zullen wij er ons opti
maal voor inzetten dat die hervorming
voor het einde van het jaar is afgerond.
In de tussentijd - en dan denk ik met
name aan het najaar - zullen wij ons
marktbeheer zo moeten inrichten dat de
interventieaankopen beperkt worden.
Wisselkoersaanpassingen
welkome hulp
Ook de omstandigheden hebben een
handje geholpen. Ik denk hierbij aan de
wisselkoersaanpassingen binnen het
Europees monetair systeem waartoe
begin april werd besloten. Door de grote
verdwijntruc van positieve monetaire
compenserende bedragen (mcb's)
waartoe immers in 1984 besloten werd
werd er in de meeste landen wat
extra ruimte gecreëerd voor prijsaan
passingen in nationale valuta.
Wij hebben ons als Commissie ingezet
om hierbij bescheidenheid te betrach
ten. Het kunstmatig creëren van nega
tieve mcb's zeker na een wissel
koersaanpassing waar wel het een en
ander op viel aan te merken - bergt im
mers het gevaar in zich prijzen in natio
nale valuta meer dan nodig te verhogen.
Dit kan niet alleen de inflatiepolitiek in
het betreffende land in de wielen rijden
maar tevens het gemeenschappelijk
markt en prijsbeleid doorkruisen.
Ik meen dat de Commissie ditmaal de
prijsaanpassingen in nationale valuta
heeft weten te beperken. Ik blijf echter
vraagtekens plaatsen bij het systeem
zoals dit in 1984 werd afgesproken. Ik
wil niet vooruit lopen op het rapport dat
de Commissie hierover volgend jaar
moet uitbrengen. Je zou je echter kun
nen afvragen of je dit hele stelsel van
mcb's niet moet afschaffen en de land
bouw op dezelfde wijze zou moeten be
handelen als welke andere sector van
de economie dan ook. Alleen al de om
standigheid dat ruim twee jaar lang bin
nen het EMS geen pariteitswijzigingen
zijn opgetreden, geeft de kracht aan van
het systeem. Als wij dan bovendien
vaststellen dat de divergentie in inflatie-
tempi sterk is verkleind dan kunnen wij
zonder meer stellen dat het EMS een
stabiliteitsinstrument bij uitstek is ge
bleken.
Kentering in uitgavenbeleid
Wij staan dit jaar voor een zeer omvang
rijke begrotingsproblematiek. Om te be
ginnen lopen wij de kans dat de reeds
vastgestelde begroting waarmee wij
werken door het Hof nietig wordt ver
klaard. Ongetwijfeld een enorm compli
cerende factor op een moment dat de
begrotingsautoriteit zowel over de aan
vullende begroting voor 1986 praat als
over het voorontwerp van de begroting
voor 1987. Die aanvullende begroting
voor 1986 legt reeds een volledig
beslag op alle beschikbare middelen
binnen het maximale afdrachtpercenta
ge van 1,4% BTW. Wat de landbouw
betreft betekent dit ruim 900 miljoen RE
(rekeneenheden) extra voor het FEOGA.
En dan nog zullen wij zeker zo'n 500
miljoen moeten doorschuiven naar
1987.
Daar komt bij wat de landbouw betreft
dat wij in het eerste jaar van toepassing
van de z.g. begrotingsdiscipline moeten
vaststellen dat er uitzonderlijke omstan
digheden zijn die het onmogelijk maken
ons aan die begrotingsdiscipline te
houden.
Objectief gesproken zijn die omstandig
heden aanwezig: dollarontwikkeling en
wisselkoersaanpassingen binnen het
EMS. Niet iedereen legt zich echter daar
zomaar bij neer. Te meer niet omdat in
1987 dezelfde uitzonderlijke omstandig
heden zich wederom dreigen voor te
doen, zij het dat in dit jaar overschrijding
van de begrotingsdiscipline niet moge
lijk zal zijn omdat dat tevens een over
schrijding van de beschikbare middelen
zou betekenen. De enige manier om
daar uit te komen is een doorschuifope
ratie: hetzij naar de lidstaten, hetzij naar
de begroting 1988.
Een en ander neemt echter niet weg dat
er nimmer tevoren landbouwprijsbeslui-
ten zijn getroffen die geen kosten met
zich mee brachten maar besparingen
opleverden. Als wij een aantal exogene
factoren buiten beschouwing laten, zien
wij een duidelijke kentering in de uitga-
ventrend van de landbouw. Ik kan u zeg
gen dat ik het alleszins mogelijk acht de
landbouwuitgaven in een aanvaardbaar
gareel te brengen indien en voorzover ik
enige ruimte krijg om te kunnen investe
ren in toekomstige besparingen. En
uiteraard op voorwaarde dat de lijn die
is aangezet met Groenboek en jongste
prijsbeslissingen ook daadwerkelijk
wordt doorgetrokken.
Internationale aanpak zeer
wezenlijk
Wat die hervorming van het landbouw
beleid betreft put ik ook moed uit die
uitspraken van de jongste westerse top
te Tokio. Het is op zich zelf al een be
langrijk feit dat regeringsleiders in zo'n
bijeenkomst geruime tijd aan het mondi
ale landbouwvraagstuk wijden. Het is
nog belangrijker dat de verschillende
landen zich daarbij niet tegen elkaar
hebben afgezet maar vastgesteld heb
ben dat er een gezamenlijk overschot
probleem bestaat dat een gezamenlijke
aanpak vergt, middels aanpassing van
de respectieve landbouwpolitiek en pro-
duktiestructuren.
Die internationale aanpak is belangrijk
omdat geen land of groep van landen
bereid is zijn eigen produktie drastisch
te verminderen, terwijl de concurrent
zijn producenten ruim baan zou laten.
De nieuwe GATT-ronde die binnenkort
van start zou moeten gaan, is het meest
geëigende kader om deze internationale
landbouwpolitieke discussie een meer
concrete vorm te geven, resulterend in
concrete afspraken. Het is echter wel
nodig dat de Verenigde Staten en de Eu
ropese Gemeenschap tot een wa
penstilstand komen in het handelscon
flict dat nu al geruime tijd op tal van
fronten aan de gang is.
Men kan niet over serieuze zaken als
aanpassing van landbouwpolitieken on
derhandelen terwijl wij elkaar tegelijker
tijd op handelsgebied het leven zuur
maken. Daar komt bij dat de Verenigde
Staten en de Europese Gemeenschap
samen de sleutels in handen hebben
nimmer tevoren zijn
landbouwprijsbesluiten getrof
fen die geen kosten meebrach
ten maar besparingen oplever
den. Als wij een aantal exogene
factoren buiten beschouwing la
ten, zien wij een duidelijke ken
tering in de uitgaventrend van
de landbouw
voor welke aanpassing dan ook m.b.t.
de landbouwpolitiek. Dat betekent dat
daar samen vooroverleg over nodig is en
daar heb je een klimaat voor nodig dat
daarbij past.
Rede van mr. F. H. J. J. Andriessen