agboek van 'n kassier
Op één lijn brengen
30
verdeling van de produktieruimte inhoudt, wordt in het
algemeen kritisch bekeken. Er kan een korte adempau
ze van uitgaan, maar geen blijvende verlichting. De
ideeën van ministers Braks en Winsemius om de pro-
duktie van de veehouderij te koppelen aan de beschik
baarheid van grond, kunnen geen eindoplossing zijn.
Het georganiseerde landbouwbedrijfsleven is beducht
dat zo'n koppeling de structuurontwikkeling van de
landbouw een ommezwaai zal geven. Vele bedrijven
die hun bestaan als veehouderij hebben opgebouwd
op een beperkt areaal zullen daarvan het slachtoffer
kunnen worden.
De bescherming van de bestaande produktie ten op
zichte van nieuwkomers is een ander aspect wanneer
het gaat om de toedeling van de lasten van milieu
maatregelen. Bedrijven in een omgeving waar nog
zonder veel kosten mest afgezet kan worden, zoals het
noorden van het land, hebben grote problemen met de
door de overheid gewenste spreiding van het mest-
vraagstuk over alle bedrijven met een mestoverschot.
Hierover wordt binnen de landbouworganisaties genu
anceerd geoordeeld.
Minister Braks heeft te kennen gegeven dat hij graag
nog eens vier jaar landbouwminister wil zijn om de
voornemens ten aanzien van het mestbeleid te realise
ren, in het belang van de veehouders op termijn. Het
belang van de veehouders is niet meer zo eenduidig.
Concentratiegebieden, vee-arme gebieden, grondloze
en grondintensieve veehouderij; de belangen lopen uit
een. De landbouworganisaties en de minister van
Landbouw staan voor de taak deze op één noemer te
brengen. De veel geroemde samenwerking in de Ne
derlandse landbouw staat voor een uitdaging. Maar
ook als die inzake dit probleem opgaat, zal een grote
financiële aanpassing nodig zijn om op termijn tot
oplossingen te komen. Bij de komende kabinetsforma
tie kan daarvoor wellicht een opening gemaakt
worden.
Ik heb griep. Maar na een paar dagen waarin de tem
peratuur even grillig was ais de koers van de dollar,
verkeer ik nu in het behaaglijke stadium van het tevre
den achteroverleunen in de kussens. Ik blader wat in
een oude encyclopedie, Zoeklicht genaamd en amu
seer me uitstekend met de stand van alle zaken zo ron
dom het jaar MCMXX/I. Een zeer rustige tijd, waarin
tussen Racine en Radboud nog geen Racisme bestond
en het enige woord dat met bom begint is Bombar
deerkever. Het Atoom is slechts een chemisch begrip,
maar over dat nog vrij exclusieve fenomeen van de Au
tomobiel worden zes bladzijden volgeschreven en ge
tekend. De grote politici die mijn bestaan markeerden
bestaan niet of nauwelijks. Churchill is vooral bekend
door zijn vader, Roosevelt en Stalin zijn nog niet door
gedrongen tot de kolommen en van een decoratie
schilder uit Weenen wordt behalve het voorgaande ge
zegd, dat hij een partijtje leidt in Beieren en Georg
Hitier heet.
De bevolking van Nederland bestond op 31 december
1920 uit 3 449 264 mannen en 3 477 050 vrou
wen
Ja, de tijd van onze pa en ma was zo slecht nog niet,
denk ik en dan wordt er gebeld. Bloemen en een dikke
enveloppe met circularia worden binnengebracht. Ze
vinden op de bank kennelijk dat de weledele heer di
recteur lang genoeg heeft geluierd.
Nog nasoezend over de tijden van weleer begin ik te
bladeren in mijn post. Een circulaire over de non-
activiteitsregeling voor directeuren, een brief over het
aanstellen van jeugdigen. Opties, reischeques, pro-
duktlocatiecodes, aanpassingen in het RPK-systeem.
Kortom de wereld anno 1986 komt weer op me af.
Een brief intrigeert me bijzonder. Nog is de inkt niet
droog van het vorige nummer waarin ik iets heb geroe
pen over De Leerstoel of de wetenschap stort zich al
over me heen in de gedaante van Anneke en Jacqueli
ne. Ze hebben mij en mijn collega's geschreven, dat ze
met de vereiste toestemming van de autoriteiten en
het nihil obstat van de VDR een onderzoek gaan doen
naar ons welbevinden.
Ze worden daarbij, zo schrijven ze, methodologisch en
beroepsethisch gesuperviseerd op de cruciale beslis
singsmomenten. Er kan dus niks misgaan, veron
derstel ik.
Ze gaan eens onderzoeken, hoe wij kassiers heden ten
dage omgaan met onze omgevingsinvloeden en welke
consequenties dat heeft voor ons functioneren. Dat
moet allemaal uitmonden in een instrument dat door
de directeur zelf kan worden gebruikt als een
spiegel
Enfin, in gedachten wens ik ze succes en bedenk dat
de bevinding wel zal zijn dat er goeie en minder goeie
directeuren zijn. En omdat u en ik tot de eerste catego
rie behoren uiteraard, zullen ze ons nooit in die spiegel
zien blikken.
Hierna pak ik een gedegen notitie over het coöperatief
bankieren, waarin ons wordt verklaard dat de funda
mentele discussie voortduurt, dat ze complex en veel
zijdig van aard is en dat we vooral marktbewerkings
instrumenten en externe communicatie-instrumenten
moeten ontwikkelen.
Ik word weer moe, maar grijp nog even naar een cir
culaire, die me probeert duidelijk te maken hoe het bij
scholen van de KTS-KIK-operator zal gaan verlopen.
Hierna glijdt de bundel van mijn bed en ik pak dat
ouwe naslagwerk weer op.
Bij Boerenleenbanken staat:
'Boerenleenbanken of Raiffeisenbanken zijn coöpera
tieve credietinstellingen om boeren crediet te ver
schaffen. De eerste werd in 1896 opgericht te Lonne
ker; in 1921 waren er 1000 in ons land. Elke bank
werkt plaatselijkhet bestuur krijgt de beschikking
over inleg- en spaargelden en leent deze weer uit zon
der of nagenoeg zonder zakelijke zekerheid: de leden
kennen echter eikaars draagkracht en daardoor zijn de
verliezen gering. Er zijn drie centrale coöperatieve boe
renleenbanken, nl. te Utrecht, Eindhoven en Alkmaar;
de grootste is de Coöp. Centrale Raiffeisenbank te
Utrecht, waarbij 600 boerenleenbanken zijn aangeslo
ten; elke plaatselijke bank kan zijn overtollige gelden
inleggen bij de Centrale en zoo noodig daar het ge
wenschte crediet verkrijgen.'
Ik zei het u al, dat waren rustige en vooral eenvoudige
tijden
Cas Sier