at ons bezighoudt...
Perspectief in
opgaande lijn
Intensief beleven
Ootmarsum
Wat ons bezighoudt na lezing van het
jaarverslag van de Nederlandsche Bank
is de positie van het bedrijfsleven, de
overheid en de banken in een verande
rende financieel-economische omge
ving.
De positie van ondernemingen is in sa
menhang met de verbeterde economi
sche omstandigheden belangrijk ver-
sterkt. Door de verbreding van het eco
nomisch herstel zal dit ook gaan gelden
voor bedrijven die vooral van de binnen-
landse markt afhankelijk zijn. Voor klei
ne en middelgrote ondernemingen en
de betrekkelijke arbeidsintensieve
dienstverlening is er weer vooruitzicht
op groei.
Maar terecht waarschuwt dr. Duisen
I berg dat geluiden als zou het rende
mentsherstel langzamerhand genoeg
zijn gevorderd, als zeer kortzichtig zijn te
kwalificeren. Wil men ernst maken met
het terugdringen van de werkloosheid,
dan zal het aandeel van de investerin
gen in het nationaal inkomen moeten
stijgen tot het niveau van de jaren
zestig. Dat is een wel zeer ambitieuze
doelstelling. Het vereist doorgaande
matiging van arbeidskosten, terwijl
lastenverzwaring voor bedrijven bepaald
niet voor de hand ligt.
De financiële positie van de overheid zal
in 1987 door teruglopende aardgasba
ten belangrijk verslechteren. Dit komt
door minder afzet van gas naar het bui
tenland, de lagere dollarkoers en de
sterk gedaalde olieprijzen. Het laatste
zal voor een deel een tijdelijke factor
zijn. Zonder beleidsbijstellingen zou het
financieringstekort in 1987 boven de
10% van het nationaal inkomen kunnen
uitstijgen. Inmiddels heeft het kabinet
voor zijn opvolger maatregelen in voor
bereiding, die het financieringstekort in
1987 op 8,5% zouden brengen. Maar
dat betekent toch nog een stijging van
0,5% ten opzichte van 1986, nadat we
net gewend waren aan enkele jaren met
een teruglopend tekort. 'Het beleid zal
de komende jaren dus opnieuw en zelfs
sterker in het teken moeten staan van
terugdringing van het tekort van de col
lectieve sector,' zegt de Bankpresident.
Ook wij vinden dat het financieringste
kort van de overheid terug moet. Maar
meer dan in het Bankverslag tot uitdruk
king komt, verwachten we dat in de ko
mende kabinetsperiode de ombui-
gingspijn met uitzondering van het
jaar 1987 - geringer hoeft te zijn dan in
de afgelopen jaren. De economische si
tuatie die een nieuw kabinet aantreft
maakt immers voortgaand herstel van
economische groei mogelijk, die zowel
de inkomsten- als de uitgavenkant van
de begroting ten goede komt. Ook aan
bevordering van die groei moet in de ko
mende jaren worden gewerkt.
De positie van de banken heeft uiter
aard onze bijzondere aandacht. Het
Bankverslag uit wederom bezorgdheid
over het lage niveau van de rentabiliteit
van het bankwezen. In dit verband
wordt, naast kostenbewaking en een
adequate risicopremie bij uitzettingen,
de wenselijkheid van tarifering van het
betalingsverkeer genoemd. Ook de sol
vabiliteit van banken moet worden ver
beterd, zegt de Bankpresident. In dat
kader heeft de Nederlandsche Bank
voorstellen gedaan ter verhoging van de
minimum solvabiliteitseisen. Dit laatste,
in combinatie met de uit oogpunt van
monetair beleid ingevoerde beperking
van het geldscheppend bedrijf van ban
ken, de deregulering van de kapitaal
markt en de ook overigens grote con
currentie (ook met andere financiële in
stellingen) leidt tot smalle marges voor
het bankwezen.
Hoopgevend is dat de verliescomponen-
ten (met name de VAR) bij banken na de
kentering in 1984 halveerden. Bij een
verstandig beleid van zowel de banken
als hun toezichthouder is het mogelijk
dat 'het redelijk perspectief dat de op
gaande lijn versterkt kan worden door
gezet' niet alleen voor de economie,
maar ook voor het bankwezen zal
gelden.
De Rabobankorganisatie maakt in deze
tijd een bijzonder fascinerende periode
door, waarin de van oudsher essentiële
uitgangspunten op hun actuele waarde
worden getoetst.
Steeds blijkt daarbij dat de oorpronkelij-
ke doelstellingen en taakopvattingen,
die in het verleden de succesfactoren
voor de coöperatieve organisatie zijn ge
weest, ook voor de toekomst onverkort
opgeld doen. Wezenlijk is het uitgangs
punt dat de belangen van de leden en
cliënten en de (of liever: hun) Rabobank
gelijk opgaan.
Die constatering alleen is niet genoeg.
Van veel groter belang is, dat het ook in
tensief beleefd wordt; door de bank,
maar ook door haar ledenkring. Daarom
is een goede wisselwerking nodig,
waarbij de leden zich bij de bank betrok
ken voelen en van de mogelijkheid tot
medezeggenschap gebruik maken. De
algemene ledenvergadering, waarin het
gevoerde - en ook het te voeren - be
leid aan de orde wordt gesteld, geeft
hen die mogelijkheid. In veel gevallen
maakt een beperkte 'kerngroep' uit de
ledenkring van die gelegenheid gebruik.
Het zou ook niet realistisch zijn te ver
wachten dat de gehele ledenkring ter
vergadering zou verschijnen. Maar de
praktijk van enkele banken wijst ook uit
dat met wat extra inspanning, de groep
van deelnemers aan deze bijeenkomst
aanzienlijk te vergroten is. De betrok
kenheid en de wisselwerking zijn daar
mee zeer gediend. Het belang daarvan
wordt in de organisatie alom onderkend,
en dat heeft ertoe geleid dat in het pro
ject Coöperatief Bankieren het onder
werp 'algemene ledenvergadering' als
expliciet aandachtspunt is opgenomen.
Inmiddels heeft dit geresulteerd in de
samenstelling van de brochure 'Algeme
ne Ledenvergadering', die onlangs aan
de banken is aangeboden. Het bevat be
leidsmatige én praktische aanbevelin
gen voor de organisatie van een zinvolle
en interessante algemene vergadering;
suggesties, die ontleend zijn aan de
succesvolle praktijk van vele Rabo-
banken.
Wij hopen dat de brochure een nuttig
hulpmiddel zal zijn bij het organiseren
van een levendige vergadering.
Uiteindelijk zal dat ertoe leiden dat een
groeiend aantal leden zal ervaren dat bij
hun bank openheid en toegankelijkheid
als wezenlijke kenmerken worden ge
zien.
Afgelopen maand stond het eeuwenou
de Twentse stadje Ootmarsum plotse
ling in het middelpunt van de be
langstelling van de financiële wereld.
Aldaar werd namelijk door de financiële
en monetaire autoriteiten uit de EG
lidstaten besloten de officiële onderlin
ge wisselkoersverhoudingen in het Eu
ropese Monetaire Stelsel aan te passen.
Daarmee kwam een eind aan een perio
de van betrekkelijke rust in het stelsel;
afgezien van de eenzijdige devaluatie
van de lire in 1985 dateerde de laatste
algehele herschikking van maart 1983.
Hoewel al enige maanden rekening
werd gehouden met een spilkoersaan
passing, kwam het besluit toch min of
meer als een verrassing.
De meeste aandacht trok de mate waar
in de Franse frank devalueerde, met na
me ten opzichte van de mark en de gul
den. Immers, het waren de Franse auto
riteiten die door hun munt niet meer te