f Ontwikkeling bruto woonlasten (1974 100) Woonlastenontwikkeling De koopwoningmarkt in 1985 pen. Door de stagnerende inkomens ontwikkeling verwachtte de consument dat de rente over de hoge huizenprijzen in de toekomst niet meer kon worden opgebracht, waardoor de vraag naar koopwoningen ook stagneerde. Boven dien kwam op dat moment ook de af trekbaarheid van de hypotheekrente ter discussie te staan. De Nederlandse poli tiek had wat dat betreft vrijwel geen on gelukkiger tijdstip kunnen kiezen. Het gevolg van dit alles was dat de huizen prijzen in amper drie jaar tijd met 30 procent daalden. Ook de nieuwbouwsector had te lijden van de stagnerende woningmarkt. Met name bij de duurdere nieuwbouwwo ningen ontstond in 1980 een grote on verkochte voorraad. Dit leidde ertoe dat ook op deze markt het gemiddelde prijspeil daalde. De huidige woningmarkt heeft nog steeds te lijden van de hausseperiode van 1974-1978. Mensen die in deze pe riode hun huis hebben gekocht, kunnen Drs. J. M. Schreurs Bedrijfstakonderzoek hun woning vaak alleen maar kwijt wanneer zij een fors verlies incasseren. Bovendien is de waarde van het huis soms minder dan het nog niet afgeloste deel van de hypothecaire lening. Als ge volg hiervan bestaat er momenteel een prop op de woningmarkt van mensen die eventueel wel willen, maar voorals nog niet kunnen verhuizen, waardoor de doorstroming wordt belemmerd. Uit het bovenstaande wordt duidelijk dat een groot aantal factoren van in vloed is op de woningmarkt. De ontwik keling van de markt kan dan ook niet worden toegeschreven aan één enkele factor als prijs, inkomen, rente, inflatie, subsidies of fiscale aspecten. Het is veelal een combinatie van factoren die bepalend is voor de richting die de wo ningmarkt inslaat. Daarnaast blijken ontwikkelingen die al een aantal jaren achter ons liggen nog steeds invloed te hebben. Dit is een gevolg van het feit dat men door de aankoop van een wo ning gedurende een groot aantal jaren financiële verplichtingen op zich neemt. Naast het feit dat de markt op een aan- -150 tioo tal objectieve factoren reageert, is zij ook in sterke mate afhankelijk van sub jectieve factoren, zoals de verwachtin gen omtrent het prijsniveau, het rente verloop en de inkomensontwikkeling. Het moment van aankoop is sterk bepa lend voor de woonlasten die een koper gedurende een flink aantal jaren moet gaan betalen. Toen de huizenprijzen na 1978 begonnen te dalen, bleven de woonlasten aanvankelijk hoog, omdat de rente in de periode 1978-1981 in een stijgende lijn zat. In 1981 werd zelfs een recordhoogte bereikt van bijna 13%. Vanaf dat jaar zette een daling in tot het huidige niveau van circa 7%. Gevolg daarvan is dat iemand die nu een huis koopt, in het eerste jaar slechts 65% van de bruto woonlasten betaalt van de gene die in 1980 eenzelfde type woning kocht tegen het toen geldende prijs niveau. De huren zijn daarentegen de afgelopen vijf jaar, onder invloed van de jaarlijkse huurverhogingen en de huurharmonisa- tie, nominaal met 41% gestegen. Afge zet tegen een stijging van het prijsindex cijfer van de gezinsconsumptie, zijn de huren - gemiddeld genomen - reëel met 14,6% toegenomen. Het behoeft geen betoog dat door deze ontwikkelin gen de bruto woonlasten, die aan het eind van de jaren zeventig voor de koop sector aanzienlijk hoger waren dan voor de huursector, flink naar elkaar zijn toe gegroeid. Hoewel de netto woonlasten deze ontwikkeling in wat mindere mate hebben gevolgd, wordt het kopen van een woning toch steeds aantrekkelijker. De situatie is momenteel ontstaan, dat voor iemand met iets meer dan een mo daal inkomen die geen huursubsidie ontvangt, de netto lasten van een premie-A-woning in een aantal gevallen lager zijn dan de netto huur van een ver gelijkbare nieuwbouw eengezinswoning Berekening 83 84 85 Rabobank Nederland (ruim f 500 per maand). Bovendien zijn de prijzen van eengezinswoningen zo laag en is de rente zoveel gedaald, dat ook zonder premie deze woningen al zeer goed kunnen concurreren met een vergelijkbare huurwoning. Wanneer bij voorbeeld voor f 130 000 een rijtjeshuis wordt gekocht bij een hypotheekrente van 7,2%, bedragen de netto lasten in het eerste jaar circa f 580 per maand bij een hypotheek op annuïteitsbasis. In bovenstaande grafiek is vanaf 1974 de ontwikkeling van de bruto woon lasten van een koopwoning weergege ven, berekend op basis van de gemid delde prijs van bestaande, leeg te aan vaarden woningen volgens de Neder landse Vereniging van Makelaars en het jaargemiddelde van de hypotheekrente volgens het CBS (met behulp van 30-jarige annuïteit). De bruto woon lasten van een koopwoning zijn, nomi naal gezien, momenteel aangeland op het niveau van tien jaar geleden. Het loonindexcijfer is in de tussentijd echter met 54% gestegen. Dit betekent dat de bruto woonlastenquote in het jaar van aankoop met 35% is gedaald ten op zichte van 1975. De koopwoningmarkt heeft zich in 1985 beduidend positiever ontwikkeld dan in 1984. Volgens de Nederlandse Vereni ging van Makelaars werden door de aangesloten leden in 1985 15% meer woningen verkocht dan in 1984. Met name voor de goedkopere huizen bestond meer belangstelling. Bij de fi nanciële instellingen kwam deze ople ving tot uitdrukking in een toename van het totale aantal verstrekte hypotheken met 15% terwijl in bedragen gemeten zelfs 19% meer werd verstrekt. Het lijkt erop dat de consument het vertrouwen in een koopwoning begint terug te vinden. Deze forse stijging van het aantal trans-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1986 | | pagina 25