Markt voor koopwoningen lijkt definitief in herstel 03403 78000 De woningmarkt heeft in 1985 voor het eerst sinds jaren weer een flinke opleving te zien gegeven. Toch kwam deze opleving nog nauwelijks tot uitdrukking in het prijsniveau. Dit geeft aan dat de ruimte in de markt waarschijnlijk nog voldoende groot is om aan de vraag te voldoen. In dit artikel wordt nagegaan hoe de factoren die van invloed zijn op de koopwoningmarkt zich de afgelopen jaren hebben ontwikkeld. Aan de hand daarvan wordt een blik in de toekomst geworpen. 24 --ia- ,-C r'-ü octf •mm Ontwikkelingen in de afgelopen tien jaar e totale woningvoorraad in Nederland omvat ruim 5 mil- joen woningen. Dit aantal - bestaat voor circa 56% uit - huurwoningen en 44% uit koopwoningen. In vergelij king met andere landen in Europa heeft Nederland daarmee één van de laagste percenta ges koopwoningen. Binnen de woningmarkt is een aantal deelmarkten te onderscheiden die met elkaar concurreren. Onderscheid kan worden gemaakt tussen verschillende kwaliteits-, prijs- en, wat de nieuwbouw betreft, premieklassen. De eerste keus die een consument moet maken is of hij gaat huren of kopen. Wanneer de con sument tot het laatste besluit, zal hij vervolgens moeten kiezen tussen een bestaande of een nieuwbouwwoning. Kiest hij voor nieuwbouw, dan is er de keuze tussen de diverse premieklassen. Zo moet een premie-A-woning momen teel bijvoorbeeld concurreren met een premie-C-woning. Naast een concurren- tie-aspect is ook een interactie-aspect te onderscheiden. Iemand die een wo ning koopt, laat - als hij geen starter is - een andere woning achter. Dit kan een huur- danwel een koopwoning zijn. Het is goed mogelijk dat een vrager van een woning in de nieuwbouwsector te gelijkertijd aanbieder is op de markt van goedkope bestaande woningen. Het is dan ook duidelijk dat de ontwikkelingen op de ene deelmarkt niet los kunnen worden gezien van die op de andere deelmarkten. In de jaren zeventig heeft de woning markt een onstuimige ontwikkeling la ten zien. In vier jaar tijd verdubbelden de prijzen onder invloed van de alsmaar aanhoudende vraag en bereikten in 1978 het hoogste niveau. Een aantal oorzaken lag aan deze ontwikkeling ten grondslag. De belangrijkste oorzaak lag in het feit dat de inkomensverwachtin gen in deze jaren nog steeds gunstig waren gestemd. Het reële inkomen steeg gemiddeld met 2 tot 3% per jaar. Omdat bovendien de reële rente laag was, of soms zelfs negatief, was de aankoop van een huis voordelig. Im mers, door de heersende inflatie werd verwacht dat de prijzen van woningen zouden blijven stijgen, terwijl de schuld reëel steeds kleiner zou worden onder invloed van diezelfde inflatie. In 1979 raakte de markt op een keer punt onder invloed van de economische ontwikkelingen. De werkloosheid nam zeer snel toe, de inkomensontwikkeling stagneerde en bovendien begon de ren te over hypothecaire leningen op te lo-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1986 | | pagina 24