Geen tand van viseters Mondjesmaat opvoeren AJK Kweekbakken met een recirculatiesysteem; boven de bakken bevinden zich de filters en voerinstallaties. omvang van 500 ton al dicht benade ren. In 1985 beliep de totale produktie van deze bedrijven al zo'n 70 ton. De studie komt tot de conclusie dat een voorzichtig investeringsbeleid aan te be velen is tot de meerval in brede consu mentenkring tegen een kostendekkend prijsniveau wordt geaccepteerd. De perspectieven voor de afzet van ge kweekte meervallen in ons land hangen ten nauwste samen met het al dan niet accepteren van deze nieuwe vissoort door een breed publiek. Of dit zal ge beuren en, zo ja, op welke termijn, laat zich moeilijk aangeven. De meningen lo pen sterk uiteen. Mensen die de meer val geproefd hebben, zijn bijzonder en thousiast over de kwaliteiten van deze vis en voorspellen het produkt een grote toekomst. Zo ook ir. Kleine Staarman, die de leiding van de oriëntatiecursus viskweek in handen heeft. Hij is er wel van doordrongen dat de Nederlander geen grote viseter is, maar wat niet is kan komen, zeker wat de meerval be treft. De tendens is reeds aanwezig dat de consumptie van vis toeneemt, terwijl die van vlees afneemt. De Nederlander eet gemiddeld nog 5 keer zoveel vlees als vis. Per dag rond de 30 gram vis staat in geen verhouding tot bijvoor beeld landen als Japan en Spanje, waar per hoofd van de bevolking respectieve lijk 180 en 90 gram vis per dag op het menu staat. Volgens Kleine Staarman is er in Nederland zeker meer ruimte voor vis in het voedselpakket. De gekweekte meerval zou daar uitstekend in kunnen voorzien: een 'schone' vis, met een ex cellente smaak, die zich prima laat be reiden. Ook relateert hij het toekomst beeld van de meervalkwekerij aan de enorme hoeveelheden vis die nu aan de zeeën onttrokken worden. Zo wordt al leen al in Urk bijvoorbeeld 14 ton tong per dag aangevoerd; een grote 'Scheve- ninger' haalt in een uur tijd 100 ton ma kreel naar boven. Heeft een meerval kwekerij van 30 ton op jaarbasis in ver houding daarmee nou zo gek veel te be tekenen, is de vraag die Kleine Staar man zich stelt. Naar zijn mening moet een meervalproduktie, die in wezen maar een fractie van de huidige giganti sche visaanvoer uitmaakt, binnen de huidige marktverhoudingen probleem loos te verwezenlijken zijn. In Nederland wordt jaarlijks 500 000 ton vis aange voerd. Het aandeel daarin van de totale aquacultuur in ons land is momenteel 350 ton (0,07%). Alvorens de totale produktiecapaciteit beduidend verhoogd kan worden, is het ontwikkelen van een brede afzetmarkt voor meervallen de eerste boodschap. De huidige afzet concentreert zich op exclusieve eetgelegenheden, waar slechts een beperkt publiek met het nieuwe produkt in aanraking komt. On der meer door het verspreiden van aller lei recepten tracht men reeds produktin- formatie aan een breder publiek te ge ven. Het wachten is echter op een goed gecoördineerde marktontwikkeling, waarbij het nauwluisterende samenspel tussen vraag en aanbod via groothan del, restaurant- en winkelketens, speci aalzaken en ambulante handel lang zaam maar zeker geïntensiveerd kan gaan worden. Een dergelijke coördinatie vraagt veel inspanningen en financiële middelen, die door de belanghebbenden en betrokken instanties geleverd zullen moeten gaan worden. Of de kost ook in dit geval voor de baat uit zal gaan, ligt in de toekomst verborgen. De deelnemers aan de oriëntatiecursus onderkennen de problemen waar de meervallenkwekerij op dit moment voor staat. Starten met het kweken van meervallen is risicovol. Wie niet waagt, die niet wint, schijnen sommigen te denken, met in hun achterhoofd de angst om de boot te missen. Voor me nigéén breekt nu de tijd aan van wikken en wegen, van overleg en van beslissen. Kredietadviseur Hanssen raadt de cur sisten aan om, wanneer men toch daar toe mocht besluiten, vooral klein te be ginnen en de zaak op een experimentele wijze uit te proberen. Op die basis kan de nodige vakkennis en ervaring worden opgebouwd, wat in een later stadium, wanneer de kans zich echt voordoet, goed van pas zal komen bij verdere uit breiding. Het merendeel van de cursisten lijkt die mening ook wel toegedaan, zij lijken al thans tot een wat afwachtende houding te neigen. Misschien hadden velen van hen zich in eerste instantie met veel grootsere plannen voor de cursus inge schreven, maar nu weten zij in ieder ge val van de hoed en de rand. En dat is wat waard. Wanneer de afzet van meer vallen in de nabije toekomst goed op gang komt, verkeren zij in ieder geval in een uitstekende startpositie.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1986 | | pagina 23