Solidair, gelijkwaardig, elkaar aanvullen Gezaghebbende 'elder statesman' over coöperatief bankieren: Het beste produkt tegen de gunstigste prijs is wat je onverminderd blijft nastreven. begon hier met allemaal jonge mensen. In zo'n kolonisatiegebied krijg je onver mijdelijk nieuwe zaken op je weg en je raakt er vanzelf bij betrokken.' 'Onze bank dateert uit het prilste begin van de kolonisatie van de polder: opge richt op 8 januari 1944. Nog geen tien jaar later, toen de polder nog niet klaar was, gaf die ene bank aanleiding tot enig verschil van inzicht met de centrale bank. Moest het bij één bank blijven of moesten het er vijf worden? De centrale bank dacht dat de polder een beeld moest zijn van het oude land en voelde voor vijf banken. Ik ben altijd voor één bank geweest, want de polder was wer kelijk een apart gebied. Het is goed ge weest, dat er maar één bank gekomen is. Dat is spontaan gebeurd, net als met de ene gemeente. Anders lukt het ook niet. Zoiets is elders ook niet zomaar te imiteren. 'Wij liepen hier in de polder ook al gauw tegen nieuwe problemen aan: bijvoor beeld financiering tegen nieuwe zeker heden en de behoefte van onze begin nende bank aan meer begeleiding van de centrale bank. Ik herinner me dat Verhage (was toen voorzitter van het Bestuur van de Utrechtse Raiffeisenor- ganisatie) in Deventer over het centrale beleid kwam praten n.a.v. een brief die door mij namens de ring aan de centrale bank was geschreven, hoewel ik geen voorzitter of secretaris van de ring was. Om 10 uur was ik in Deventer, had de hele nacht geen oog dicht gedaan, want 's morgens om 6 uur kreeg de merrie een veulen. Ik weet niet of dit nog in vloed heeft gehad op het verdere ver loop. In ieder geval leefde je intensief en bewust mee met wat er gebeurde: de studie naar verruiming van kredietmo gelijkheden voor de landbouw (com- missie-Verrijn Stuart, 1957-1960) en de groei van onze banken naar de grote steden om middelen aan te trekken (commissie-Minderhoud).' 'Van die commissies ben ik overigens geen lid geweest. Dat hoort echter bij mijn 'opleiding', want je praatte erover op kring- en centrale kringvergadering. Vroeger ging dat meer 'afstandelijk' dan nu. Het is nu allemaal veel opener ge worden en we praten veel gemakkelijker over het beleid en over de relatie centra le bank en aangesloten banken. We zijn de laatste 15 jaar ook veel meer op één lijn gekomen, solidair met elkaar. Na tuurlijk maak je ook zelf een ontwikke ling mee, maar als ik vroeger op de Kromme Nieuwe Gracht in Utrecht kwam, had ik altijd het idee dat ik met mensen praatte die naar ervaring heel ver boven je stonden. Dat zette je een beetje onder 'patriarchale' druk, maar ondertussen ging je toch beseffen dat je eigen ideeën ook best waardevol voor de banken kunnen zijn. Juist die ontwik keling naar gelijkwaardigheid tussen centrale bank en lokale banken is erg belangrijk geweest. De inbreng van lo kale Rabomensen is net zoveel waard als die van een econoom of jurist. Toen ik dat ontdekte, heb ik het belang gezien van het elkaar aanvullen. En dat is nu ook heel normaal geworden. Er is vooral na de grote fusie tussen Eindhoven en Utrecht veel meer ruimte voor echt overleg gekomen. Er kan door iedereen over alles worden gesproken. Dit is overigens geen steek op vroeger, want je moet natuurlijk alles in zijn tijd zien.' Van Maldegem herinnert zich dat het na het beroemde groene boekje (septem ber 1970) een hele poos erg stil werd. 'De toppers Verhage en Mertens waren het eens over een samengaan tussen Eindhoven en Utrecht. Ze waren daar mee al een paar stappen verder dan wij. Het leek er toen even op, dat alles gestalte zou krijgen in een klein top- groepje. We hoorden er niets meer van en hebben daarom op onze ringvergade- ring naar voren gebracht, dat de centra le bank de basis er bij moest betrekken. Ik meen, dat mede naar aanleiding daar van de Commissie van 18 (dat was een commissie van 9 Eindhovense en 9 Utrechtse leden, die in 1971 de statuten van de nieuwe centrale bank ging ont werpen) is ontstaan.' 'Die Commissie van 18 is een enorme leerschool geweest, voor mij en ik denk voor ons allemaal. Ze meende eerst dat alles geregeld moest worden, maar Mertens is als voorzitter heel wijs ge weest om vooreerst niet meer te willen dan harmonisatie van de verschillende regelingen. Een paar jaar later in 1975 kwam de Structuurcommissie, die tot 1980 bezig is geweest om de echte structurele vraagstukken aan te pak ken.' Van Maldegem werd als lid van deze commissies helemaal bij het landelijke Rabo-beleid betrokken. Hij denkt er met veel genoegen aan terug, zeker ook aan de Sub-commissie Financiële Verhou dingen, die in 1976 door de Structuur commissie werd gevormd om onze in terne liquiditeits-, rentabiliteits- en sol- vabiliteitsregels te bekijken. Van Malde gem vond het mooi en vruchtbaar werk. Was er sterk in geïnteresseerd: de ster ke punten uit je organisatie naar voren halen en de zwakke bijschaven. 'Mis schien was het daarom, ik weet het niet, dat Mertens me heeft gevraagd, of beter gezegd: opdracht gaf, die sub commissie voor te zitten Dat was an ders wel een uitdaging voor mij! Ik vroeg en kreeg de garantie, dat voor de commissie de deuren bij de centrale bank nooit op slot mochten zijn. Nooit problemen mee gehad. Ons werk kreeg echt waarde voor de financiële verhou ding tussen centrale bank en aangeslo ten banken, en niet te vergeten die tus sen de banken onderling. Het moei lijkste punt? Dat was de kostendoorbe- rekening. Gezien onze ingewikkelde structuur was hier de argumentering heel belangrijk. Die hing ook samen met de voor de solvabiliteit gewenste relatie ve reserveringscapaciteit van centrale bank en aangesloten banken. De toen gevonden formule is heel flexi bel gebleken. We zijn begonnen met 50/50, later werd het 55/45 en op het ogenblik wordt de totale reserverings capaciteit van de organisatie voor 60% aan de aangesloten banken en voor

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1986 | | pagina 14