Woonlasten: vooruitzichten (ii)
VAT en Visie
volg daarvan is dat iemand die nu een
huis koopt, in het eerste jaar slechts
65% van de bruto woonlasten betaalt
van degene die in 1980 eenzelfde type
woning kocht tegen het toen geldende
prijsniveau.
De huren zijn daarentegen de afgelopen
vijf jaar, onder invloed van de jaarlijkse
huurverhoging en de huurharmonisatie,
nominaal met 41% gestegen. Afgezet
tegen een stijging van het prijsindexcij
fer van de gezinsconsumptie met 23%,
zijn de huren - gemiddeld genomen -
reëel met 14,6% gestegen.
Het behoeft geen betoog dat door deze
ontwikkelingen de bruto woonlasten,
die aan het eind van de jaren zeventig
voor de koopsector aanzienlijk hoger
waren dan voor de huursector, flink
naar elkaar zijn toegegroeid. Hoewel de
netto woonlasten deze ontwikkeling in
wat mindere mate hebben gevolgd,
wordt het kopen van een woning toch
steeds aantrekkelijker. De situatie is mo
menteel ontstaan, dat voor iemand met
iets meer dan een modaal inkomen die
geen huursubsidie ontvangt, de netto
lasten van een premie-A-woning in een
aantal gevallen lager zijn dan de netto
huur van een vergelijkbare nieuwbouw
eensgezinswoning (ruim f. 500 per
maand). Bovendien zijn de prijzen van
eengezinswoningen zo laag en is de ren
te zoveel gedaald, dat ook zonder pre
mie deze woningen al zeer goed kunnen
concurreren met een vergelijkbare huur
woning.
Wanneer bijvoorbeeld voor f 130 000
een rijtjeshuis wordt gekocht bij een hy
potheekrente van 7,2%, bedragen de
netto lasten in het eerste jaar circa
f 580 per maand bij een hypotheek op
annuïteitsbasis. Het lijkt erop dat ook de
consument zich dat is gaan realiseren.
In ieder geval kan weer worden gespro
ken van een opleving op de koopwo
ningmarkt. Het aantal transacties is im
mers vorig jaar met 10 tot 15% toege
nomen ten opzichte van 1984.
De hoogte van de woonlasten wordt in
niet geringe mate bepaald door subsi
dies die de overheid verstrekt. Deze
subsidies leggen een aanzienlijke druk
op de Rijksbegroting. Deze druk is bo
vendien, onder meer door de sterke
groei van het aantal huishoudens met
een minimum-inkomen en het daarmee
gestegen beroep op de individuele huur
subsidie, in de afgelopen jaren sterk toe
genomen. De volkshuisvesting zal ech
ter ook haar steentje moeten bijdragen
aan het beheersen van de stijgende
overheidsuitgaven. Verwacht mag daar
om worden dat van de bevolking een
grotere bijdrage in de kosten van het
woongenot zal worden verlangd. Een
eerste aanzet hiertoe is het onlangs
uitgebrachte heroverwegingsrapport
'Huur- en subsidiebeleid in de negenti
ger jaren'. Hierin worden zes varianten
uitgewerkt die op verschillende wijze
vorm geven aan een afnemende rijksbe
moeienis met de volkshuisvesting. Deze
varianten leveren besparingen op die
uiteenlopen van f 0,8 miljard tot f 8 mil
jard. Bekeken wordt wat de effecten zijn
van het sleutelen aan subject- en ob
jectsubsidies, het bevorderen van de
doorstroming, of het beter laten werken
van het marktmechanisme. Wat er ook
uit deze discussie mocht komen, het is
in ieder geval duidelijk dat bepaalde
consumenten op grond van hun inko
men wel meer zouden kunnen betalen
voor hun woongenot.
Tegelijkertijd is er voor de minimum
inkomens slechts weinig ruimte om een
stijging van de woonlasten te kunnen
opvangen. Een algemene verhoging van
het woonlastenniveau biedt daarom
geen uitkomst. De oplossing moet dan
ook worden gezocht in een betere ver
deling van de woningvoorraad. Het is
immers merkwaardig dat het voorkomt
dat huishouden met een minimum
inkomen met behulp van individuele
huursubsidie in dure huizen moeten wo
nen, terwijl anderzijds een deel van de
gesubsidieerde woningen wordt be
woond door ontvangers van hogere in
komens. Subsidiëring zal in de toekomst
vooral moeten dienen om tijdelijke on
volkomenheden in de markt te kunnen
elimineren zonder een permanent karak
ter te krijgen. Wanneer de consument
meer wordt geconfronteerd met de wer
kelijke kostprijs van het wonen, zal een
betere afweging tussen kopen of huren
mogelijk zijn. Deze afweging zal naar
onze mening dan vaker in het voordeel
van kopen uitvallen. Het is echter wel te
hopen, dat bezuinigingen niet onevenre
dig in de koopsector worden gevonden.
Dit zou trouwens niet stroken met de
doelstelling van de regering om het
eigen-woningbezit te bevorderen.
Er is de afgelopen jaren sprake van een
flinke groei binnen onze toeleveringsin
dustrie. Mede als gevolg van een verder
aantrekkende conjunctuur zijn de ver
wachtingen behoorlijk hoog gespannen.
Jaarlijks zo'n 7 tot 12% groei in de
kunststofverwerking, ongeveer 4,5% in
de metaalprodukten, ruim 5% in de
machine-industrie, terwijl de elektro
technische industrie met een verwach
ting van circa 6% ook hoog scoort. Te
zamen omvatten deze vier branches
meer dan 80% van de Nederlandse toe
leveringsindustrie die in totaal 2 100 be
drijven telt en aan circa 70 000 mensen
een boterham verschaft. In toenemende
mate raakt de Rabobank betrokken bij
de toeleveranciers. De stijgende uitbrei
dingsinvesteringen in de nabije toe
komst zullen dit nog versterken.
Het februarinummer van het maandblad
stond deels in het teken van deze ex
panderende tak van industrie. Niet voor
niets was de Rabobank onlangs verte
genwoordigd op de 'VAT'86-Techni-
show', een toeleveringsgebeuren bij uit
stek, in de Utrechtse Jaarbeurs. Haar
stand, centraal gelegen op het zoge
noemde 'kennisplein', mocht zich ver
heugen in de belangstelling van een
aanzienlijk aantal ondernemers met uit
eenlopende vragen. Een ideale gelegen
heid om de recent door onze afdeling
Bedrijfstakonderzoek ontwikkelde 'Visie
op Toelevering' ten doop te houden. Na
'Wegtransport' alweer de tweede Visie
in een geplande lange reeks.
De Nederlandse toeleveringsindustrie is
sterk. Voor een niet onbelangrijk deel is
dit te danken aan de inspanningen die
binnen deze bedrijfstak continu gele
verd moeten worden om te voldoen aan
veranderende eisen die aan de uitvoe
ring en kwaliteit gesteld worden. De
toenemende export - over de laatste
vijf jaar zo'n 40% - mag een bewijs
zijn dat gepresteerd wordt overeen
komstig de hoge normen van de uit
besteders. Nu de taak aan de toeleve
ringsindustrie om de goede naam verder
uit te bouwen. Visie op de toekomst is
daarbij een eerste vereiste. Een uitge
kiende oriëntatie op de binnen- en bui
tenlandse afzetmarkten en, zeker niet in
de laatste plaats, een commerciële in
stelling, vormen belangrijke componen
ten die ervan getuigen dat toeleveren in
Nederland zich op basis van zo'n visie
aan het ontwikkelen is.