at ons bezighoudt
fa.
Eigen koers van de
Nedertandsche Bank? II)
Eigen koers van de
Nederlandsche BankII
De Stimuleringslening is raak
Medio februari kon het bericht 'Voorstel
centrale bank voor hogere solvabiliteits-
eisen' niet aan de aandacht van de fi-
j nancieel geïnteresseerde krantelezer
ontsnappen. Op de voorpagina van het
Financieele Dagblad werden elementen
uit de vertrouwelijke voorstellen van de
Nederlandsche Bank voor een herzie
ning van de solvabiliteitsrichtlijnen aan
de openbaarheid prijsgegeven. Met gro
te nadruk hamert de Nederlandsche
Bank reeds geruime tijd op de noodzaak
dat de banken in ons land hun vermo
genspositie versterken. Zoals bekend,
voegt onze organisatie sinds jaar en dag
de gehele nettowinst toe aan de reser
ves, hetgeen heeft geleid tot een - ze-
ker ook relatief - zeer krachtige solva-
biliteitspositie. Nog afgezien van het
toezicht van de Nederlandsche Bank
eist ons coöperatief karakter immers
een zodanig sterk weerstandsvermo
gen, dat de continuïteit van onze dienst-
verlening maximaal wordt gewaar
borgd! Gelet op de toegenomen risico's
waarmee de uitoefening van het bank
bedrijf de laatste jaren is behept, zal het
niet verbazen dat onze organisatie in
zijn algemeenheid kan instemmen met
het pleidooi van de toezichthouder tot
versteviging van het schokabsorberend
vermogen. Ook kan het onder omstan
digheden gewenst zijn om bepaalde sol-
vabiliteitseisen in opwaartse richting
aan te passen.
Bij een dergelijke aanscherping moet
naar onze mening wel sprake zijn van
een reëel toezicht. Dit impliceert dat de
vermogenseisen een zo adequaat mo
gelijke afspiegeling dienen te zijn van de
risico's die aan de diverse categorieën
uitzettingen zijn verbonden. Omdat af
gaande op onze eigen ervaringen in het
kredietbedrijf de risico's bij hypothecai
re leningen vele malen lager zijn dan bij
de overige uitzettingen aan de private
sector, is het voorstel van de Nederland
sche Bank voor ons onbegrijpelijk. Zij
wenst namelijk juist de solvabiliteitseis
op hypothecair gedekte uitzettingen
aanmerkelijk te verhogen, bij een gelijk
blijvende eis voor de andere vorderingen
op de private sector.
Wellicht sorteert de Nederlandsche
Bank nu reeds voor op een mogelijke
toekomstige verzwaring van de solvabi-
liteitseisen als gevolg van het zeer gelei
delijke proces van harmonisatie van toe
zicht in de Europese Gemeenschap Dit
toezicht in Europees verband verkeert
momenteel nog slechts in een laborato
riumfase; met een zekere regelmaat
worden enkele verhoudingsgetallen ge
rapporteerd die niet meer dan waarne
mingsdoeleinden dienen en niet aan
normen worden getoetst. Het in een
dergelijk stadium eigener beweging inle
veren van beleidsruimte door de Neder
landsche Bank lijkt ons in het geval van
de hypothecair gedekte vorderingen
niet alleen principieel onjuist, maar ook
prematuur.
Wij verklappen geen geheim als we ver
tellen dat de Nederlandsche Bank zich
zorgen maakt over de snelle groei van
de geldhoeveelheid in ons land. Voor
het grote monetaire beleid dient de zo
genaamde liquiditeitsquote, dat wil zeg
gen de verhouding tussen de maat
schappelijke geldhoeveelheid en het na
tionale inkomen, als meetlat. Dit ver
houdingsgetal is in de jaren tachtig op
gelopen van ruim 35% tot bijna 44%;
een ontwikkeling waarin ons land zich
onderscheidde van vele andere volks
huishoudingen. Tegelijkertijd is de infla
tie echter teruggelopen van ongeveer
6,5% tot 2,25%. Bankpresident Dui-
senberg zei dan ook enige tijd geleden,
dat zijn zorg om de snelle stijging van de
liquiditeitsquote niet haar grond vindt in
reeds manifest geworden inflatoire ont
wikkelingen. 'Wel is de groei van de
voorraad brandstof, die een inflatoir
vuur in de toekomst kan aanwakkeren,
aanleiding tot bezorgdheid.'
Tot voor kort hing de toeneming van de
geldhoeveelheid met name samen met
de liquiditeitstoevoer uit het buitenland,
doordat het forse overschot op de lo
pende rekening van de betalingsbalans
het tekort op de kapitaalrekening (flink)
overschreed. De laatste tijd heeft zich
bij de bronnen van geldschepping een
wijziging voorgedaan in die zin, dat de
liquiditeitscreatie in toenemende mate
kan worden toegerekend aan het bank
wezen. De dekking van het overheids
tekort geschiedt - althans wanneer
wordt uitgegaan van de monetaire ana
lyse zoals verricht door de Nederland
sche Bank - inmiddels ongeveer
neutraal.
Uitgaande van de wens van de Neder
landsche Bank om de monetaire expan
sie in te dammen en gegeven het feit
dat zij betrekkelijk weinig grip heeft op
de liquiditeitscreatie door buitenland en
overheid, lag het voor de hand dat het
bankwezen aangrijpingspunt van het
monetaire beleid zou worden. Dat de
Nederlandsche Bank daarbij haar toe
vlucht heeft genomen tot een afspraak
met het bankwezen om de geldschep
ping in 1986 te beperken tot 5,5 a 6%
vinden wij alsdan geen slechte keus.
Een traditionele kredietrestrictie met de
daarbij behorende beperking van de ka-
pitaalinvoer en een beperking van de
'near banking'-activiteiten, zou na de
pas met zoveel elan doorgevoerde kapi
taalmarktliberalisering onbegrijpelijk zijn
geweest; niet alleen voor de Nederland
se banken, maar zeker ook voor de in
ternationale financiële wereld.
De Nederlandsche Bank heeft aan de
buitenwereld niet alleen duidelijk ge
maakt dat zij zich zorgen maakt over de
uitbundige monetaire expansie, maar
ook dat zij haar beleid hierop afstemt
door middel van een afspraak met de
banken over de toeneming van de geld-
scheppende activiteiten van deze instel
lingen. Het is een bekend verschijnsel
dat onze kleine economie zich door
gaans niet kan onttrekken aan de gol
ven die internationaal voor beroering op
de financiële markten zorgen. Het ge
tuigt van verstandig beleid indien de Ne
derlandsche Bank, met dit gegeven in
het achterhoofd, een zoveel mogelijk op
de Nederlandse situatie toegespitste ei
gen koers vaart. Om die reden kunnen
wij begrip opbrengen voor de wijze
waarop de Nederlandsche Bank thans
haar monetaire beleid - gericht op de
handhaving van de interne en externe
waarde van de gulden - vorm geeft,
ook al leidt dit andermaal tot een inkrim
ping van de speelruimte voor de
banken.
In het eerste half jaar van haar bestaan
is van de f 40 miljoen van het Rabobank
Garantiefonds reeds f 8,5 miljoen voor
Stimuleringsleningen aangewend. Hier
door zijn 30 agrariërs en 204 onderne
mers in het midden- en kleinbedrijf in
staat gesteld hun start- of uitbrei
dingsplannen te verwezenlijken. Een
zeer belangrijk effect is bovendien dat
de gestimuleerde bedrijvigheid zo'n 550