Minder aanbod kalveren
jaarlgem.
1975-1977
1978-1980
1981-1983
1984
1985
481
570
574
638
638
Minder vleesgeschiktheid
Vleesberg en interventie
Vlees blijft bijprodukt
De kalvermesterij kon tot en met 1984
nog uitbreiden doordat de omvang van
de melkveestapel nog groeide. Dit blijkt
duidelijk uit het bestand van de meitel
lingen.
ca 5%) van deze stieren gebruik ge
maakt. Het is niet te verwachten dat de
eerstkomende jaren een spectaculaire
stijging zal optreden. In de verdere toe
komst, wanneer embryotransplantatie
- onder andere door het sexen van em-
melkkoeien
(x 1000)
2 219
2 309
2 449
2 549
2 367
mestkalveren
(x 1000)
mestkalveren in
van melkkoeien
21,7
24,7
23,4
25,0
27,0
De verandering van het mestkalveren-
bestand in percentage van de melk
veestapel is wel verklaarbaar. De verlen
ging van de mestduur uit zich in een
toenemend aandeel. In 1982 en 1983
heeft zich onder invloed van de toen
nog gunstige perspectieven, een sterke
uitbreiding van de melkveestapel voor
gedaan, waarvoor relatief wat meer kal
veren nodig waren. In 1985 heeft de
melkveestapel in verband met de invoe
ring van de superheffing een grote ader
lating ondergaan. Dat was op dat mo
ment nog niet zichtbaar in het mestkal-
verenbestand. Een vertraging treedt hier
op vanwege de mestduur van de kalve
ren. Echter in de loop van 1985 is wel
duidelijk geworden dat er een schaarste
aan jonge kalveren voor de kalvermeste
rij is opgetreden. Het lijkt reëel te veron
derstellen dat de melkveestapel, zowel
vanwege de melkquota als door de pro-
duktieverbetering per koe, verder terug
loopt en weldra niet meer boven de 2,2
miljoen zal uitkomen. Dit zou betekenen
dat het mestkalverenbestand, uitgaan
de van 25% van het aantal melkkoeien,
zou teruglopen tot een niveau van
550 000 stuks. Wanneer melkveehou
ders zelf meer leeggekomen ruimte
gaan benutten om stieren te mesten en
wanneer de vraag van de gespeciali
seerde stierenmesters naar kalveren
toeneemt, dan zal het aantal mestkal-
verplaatsen dalen naar een niveau dat
gaat in de richting van 500 000 stuks.
Door de toenemende invloed in de
melkveehouderij van Holsteinbloecl bij
de fokkerij neemt de geschiktheid van
(stier)kalveren voor de mesterij af. C'it is
niet alleen het geval bij de zwartbont
fokkerij, maar ook bij de roodbonten
(MRY), waartoe de stieren voor de
mesterij in hoofdzaak behoren. Gebruik
maken van stieren van vleesrassen voor
het ondereind van de melkveestapel kan
de vleesgeschiktheid van de nakomelin
gen verbeteren. Theoretisch zou mo
menteel circa 30% van de veestapel
hiervoor in aanmerking komen. Thans
wordt nog slechts in beperkte mate (cir-
bryo's - meer mogelijkheden biedt, zal
dit meer perspectief bieden.
Als gevolg van de inkrimping van de
veestapel in de EG zijn er momenteel
omvangrijke vleesvoorraden, waarvoor
makkelijk. Het uitgangsmateriaal wordt
krapper in aantal, terwijl de vleesge
schiktheid steeds verder terug dreigt te
lopen. De prijzen van jonge kalveren blij
ven daarom hoog. Hoewel de invoer van
te mesten kalveren toeneemt, is er spra
ke van een grotere uitvoer van
(start)kalveren. De kalvermesterij kan
het tekort wellicht nog enigszins com
penseren door nog zwaarder af te
mesten - men denkt aan gewichten tot
280 kg - als dat niet te veel problemen
geeft.
Voor de stierenmesters zal echter de
verminderde vleesgeschiktheid van kal
veren waarschijnlijk nog de meeste pro
blemen geven, omdat de resultaten ten
nauwste samenhangen met de kwaliteit
van het geproduceerde vlees.
De gespecialiseerde stierenmesterij
vormt niet direct een alternatief voor
melkveehouders die een ander pers
pectief zoeken. Gezien de hoge investe
ringen die een gespecialiseerde stieren-
- VA v*' *-f~"
moeilijk afzetmogelijkheden gevonden
kunnen worden. Indien er mogelijkhe
den worden gevonden om deze voorra
den alsnog versneld af te zetten, ver
wacht men over circa drie jaar weer een
evenwicht tussen vraag en aanbod in de
EG bereikt te hebben. Daarbij wordt er
wel van uitgegaan dat de produktie van
rundvlees, na de grote uitstoot van
melkvee, daalt. Een 'lonende' op-
brengstprijs van stierevlees steunt
thans voor een belangrijk deel op de in
terventieprijzen. De verwachting is dat
de huidige interventieregeling voor stie
revlees in 1986 en 1987 wordt beperkt,
om daarna zelfs geheel te worden
beëindigd.
Zowel de kalvermesterij als de stieren
mesterij in ons land hebben het niet ge-
mesterij vergt en de onzekerheden op
de rundvleesmarkt - zeker ook ten
aanzien van de interventieregeling -
zullen zij zich tot het houden van kleine
re eenheden beperken. Daarnaast spe
len ook zaken, die in dit artikel buiten
beschouwing bleven, zoals de mestpro
blematiek, het welzijn van de dieren en
het gebruik van hormoonpreparaten
hierbij een rol. In de rundveehouderij zal
in de toekomst, ondanks de superhef
fing, de melkproduktie nog nadrukkelij
ker dan voorheen de boventoon voeren;
vlees blijft in ons land een bijprodukt.