investeringen duidelijk terug. Marktver- zadiging leidde hier tot uiterst krappe marges. De stijging van de investeringen in de veehouderij is deels toe te schrijven aan de toegenomen belangstelling voor grondaankopen. De grondprijzen liepen daardoor in sommige streken zeer hoog oP- Voor de akkerbouwers verliep 1985 over het algemeen teleurstellend. Het meer op marktevenwicht gerichte EG- beleid drukte de graanprijzen, terwijl de graanoogsten door de ongunstige weersomstandigheden in de zomer te genvielen. Meevallende oogsten van consumptie-aardappelen en uien resul teerden in zeer lage opbrengstprijzen van deze vrije-marktprodukten. In de glastuinbouw lijkt een eind te zijn gekomen aan de voortdurende stijging van de energiekosten. Dit leidde voor de groentetelers niet tot betere inkomens, omdat de opbrengstprijzen over het al gemeen tegenvielen. De bloemisterij sector groeide daarentegen zeer sterk als gevolg van goede afzetmogelijkhe den in het buitenland, vaak op nieuwe markten. Ook in de verschillende takken van de vollegrondstuinbouw en in de champignonsector nam de kredietvraag opmerkelijk toe. Minder positief is de oorzaak van de gestegen kredietbehoef te vanuit de fruitteelt te beoordelen. De zeer strenge winter van 1984/1985 heeft veel bedrijven in ernstige proble men gebracht. Bijzondere maatregelen, mede van overheidswege, zijn inmiddels getroffen om hieraan het hoofd te bieden. Het verder voortgaande economisch herstel vertaalt zich meer en meer ir de bedrijfsinvesteringen. Langzaam maar zeker leidt dit ook weer tot een toene mende vraag naar bancair krediet. De ruime liquiditeitspositie stelt het be drijfsleven nog in staat een belangrijk gedeelte van de investeringen uit eigen middelen te financieren. Een en ander kwam ook tot uitdrukking in onze ver strekkingen aan handel, industrie en dienstverlenende sectoren. Hier '/er- strekten wij - zeer waarschijnlijk mede als gevolg van enige stijging van ons marktaandeel - nieuwe leningen ten bedrage van f 3 641 (2 935) miljoen. Het groeitempo nam in de loop van het jaar duidelijk toe. Het midden- en klein bedrijf boekte in 1985 evenals in 1984 een geringe afzetstijging (circa V/2%), minder dan het totale bedrijfsleven. Het midden- en kleinbedrijf blijft daarmee al een aantal jaren achter bij het grootbe drijf. Bij de investeringen zien we een vergelijkbaar verloop. Bij de kleinere be drijven namen deze in volume toe met minder dan 6%, tegen circa 7% voor het bedrijfsleven als totaal. Deze achter blijvende ontwikkeling is mede een ge volg van de relatief grote afhankelijkheid van de binnenlandse bestedingen. Elin- nen het midden- en kleinbedrijf zijn gro te verschillen per sector waarneembaar. Het industriële deel neemt een rela tief gunstige uitzonderingspositie in. De ex port speelt in deze sector een naar ver houding belangrijke rol. Ook de handels sectoren van het midden- en kleinbedrijf realiseerden een stijging van de afzet (2%%) en van de investeringen (5%). De gang van zaken in het grootbedrijf was wederom positief. Dit kwam onder meer tot uitdrukking in de omzetgroei van circa 4V4% en het verder herstel van de rendementen. Werd de groei in voorgaande jaren vooral gedragen door de export, in de verslagperiode leverden ook de aantrekkende binnenlandse in vesteringen een belangrijke bijdrage. In de loop van 1985 trad landelijk gezien een lichte stijging op van de prijs van koopwoningen. Het aantal transacties groeide met ruim 10%, vooral gecon centreerd in de goedkopere prijsklassen. Naast de duidelijke toename van de hy potheken voor de aankoop van een wo ning, stegen ook de schuldvernieu wingen. Door de Rabobankorganisatie werden in 1985 aan particulieren nieuwe leningen verstrekt voor een bedrag van f 7 476 (7 654) miljoen; een lichte teruggang derhalve in vergelijking met het in dit opzicht zeer succesvolle jaar 1984. Het introductie-effect van de Rabobank- Rente-Stabiel-Hypotheek is wat weg geëbd. Bovendien werd meer concur rentie ondervonden van met name levensverzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen. In de loop van het tweede halfjaar herstelde onze markt positie zich weer, mede door enkele aanpassingen in ons produktenpakket. De zich langzaam wijzigende sa menstelling van de leningenportefeuille en uiteraard de toenemende omvang daarvan leidden wederom tot enige groei van de reguliere aflossingen. Bo vendien lagen de schuldvernieuwingen onder invloed van de rente-ontwikke lingen op een hoger niveau dan in 1984. In totaal kwamen de aflossingen daar door uit op f 12,4 (10,5) miljard. Per sal do stegen de uitstaande leningen wat minder dan in het vorig jaar. Het totaal aan aflossingen steeg in 1985 met 18% naar f 12,4 miljard, waardoor de totale uitstaande kredietverlening van de Ra bobankorganisatie aan de private sector per saldo steeg tot f 84,9 (80,9) miljard. Doordat de beschikbare middelen en de uitstaande kredietverlening zich in de verslagperiode gelijkmatig en evenwich tig ontwikkelden, ondergingen de overi ge uitzettingen per saldo geen belangrij ke wijzigingen. Toevertrouwde middelen De ontwikkelingen, die zich in 1984 op het gebied van de toevertrouwde mid delen voordeden, zetten zich in 1985 in hoofdlijnen voort. Saldi toebehorend aan particulieren namen relatief weinig toe, middelen van zakelijke oorsprong toonden daarentegen opnieuw een zeer krachtige aanwas. Vergeleken met het verdere verleden blijft het groeitempo van onze toevertrouwde middelen aan houdend gematigd. In 1984 trad een zeker herstel op in de aanwas van onze belangrijkste midde lenbron, de spaargelden. Dit werd ver oorzaakt door het wegvallen van de in vloed van een aantal eenmalige negatie ve factoren. De verbetering heeft zich in de verslagperiode kunnen voortzetten. De aanwas op spaarrekeningen van in gezetenen kwam met f 2 223 (1 963) miljoen 13% hoger uit dan in 1984. Dit sloot aan bij het beeld dat de markt voor bankbesparingen over 1985 te zien gaf. Niettemin is de groei nog altijd belang rijk beneden het vroegere niveau. Ver schuivingen vinden plaats van bank besparingen naar andere deelmarkten. Dit gebeurt om fiscale redenen (con tractuele besparingen en bijzondere be leggingsfondsen) of vanwege rende mentsverwachtingen (aandelen en vreemde valuta). Door de geringe groei verscherpt de concurrentie en stijgt de verkrij- gingsprijs. De introductie van steeds weer nieuwe spaarvormen, die inhoude lijk vaak weinig afwijken van reeds bestaande, verhoogt de administratie kosten. Daar komt bij dat de cliënten daardoor nauwelijks nog een goed over zicht kan worden geboden van de hen passende mogelijkheden. Duidelijkheid en een beperkt, op de verschillende spaarmotieven toegesneden produkten pakket worden door de spaarder op ho ge prijs gesteld. Dat is gebleken uit de resultaten van het hierop gebaseerde spaarbankmodel, dat wij medio 1984 introduceerden. Wij konden als grootste marktpartij onze positie in 1985 dan ook behouden. De aantrekkende bestedingen kwamen ook tot uitdrukking in het saldoverloop van privé-rekeningen. Aanvankelijk na men de tegoeden op deze rekeningen duidelijk meer toe dan de laatste jaren gebruikelijk was, maar in de loop van het jaar verdween de extra aanwas goeddeels. Uiteindelijk resulteerde een groei van f 499 (382) miljoen. Het gemiddeld saldo per rekening ver beterde nauwelijks, omdat er opnieuw een aanzienlijk aantal rekeningen (145 000) bij kwam. De sterk negatieve rentabiliteit van deze rekeningen blijft dan ook een belangrijk structureel pro bleem. Dit vloeit vooral voort uit de ho ge kosten die verbonden zijn aan het omvangrijke betalingsverkeer op deze rekeningen. Middelen met zakelijke oorsprong - te goeden in rekening-courant en deposi to's - laten de laatste jaren een belang rijke groei zien. Dat komt door de ver beterde rendements- en liquiditeitsposi tie van het Nederlandse bedrijfsleven. Ook in 1985 zette deze lijn zich voort, maar het groeitempo vlakte enigszins af. Er kwam f 2,0 (2,2) miljard bij. Een

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1986 | | pagina 18