door bepaalde vormen van ADV meer arbeidsplaatsen ter beschikking zouden kunnen komen. Vandaar de opvallende opkomst van de deeltijdbanen, de arbeids- c.q. leerovereenkomsten met jeugdigen, de diverse toepassingen van VUT-regelingen voor ouderen en niet te vergeten de roostervrije dagen. Heeft het enige zoden aan de dijk gezet voor een grotere personeelsbezettingWij menen voor de Rabobank van wel, al blijft het altijd moeilijk kwantificeerbaar, omdat zo'n bezetting van tal van facto ren afhankelijk is. Enerzijds is er door omvang van werkzaamheden een na tuurlijke aanwas van personeel, ander zijds leidt roostervrij, deeltijd of VUT beslist niet altijd automatisch tot het opvullen van een opengevallen ar beidsplaats. Er is immers in haast elke situatie een zekere elasticiteit aanwezig om dezelfde hoeveelheid werk in een wat kortere tijd te doen. Anders gezegd, de kwalitatieve vorm van de ADV heeft niet automatisch hetzelfde kwantitatie ve effect. Ik meen, dat de Stichting van de Arbeid dat in 1982 ook wel begrepen zal hebben. De groei van de personeelsomvang bij de Rabobankorganisatie duidt er overi gens wel op, dat de verschillende ADV vormen daarop wel degelijk van invloed zijn geweest. In 1985 kwamen er 1 100 vol tijd banen bij, hetgeen, als we met de deeltijders rekening houden, bete kende dat het aantal medewerkers groeide met 1 350 personen. Spreken der is nog, dat in 3 jaar tijd het aantal deeltijdbanen met bijna 3 000 steeg en dat meer dan 500 schoolverlaters bo ven de sterkte op basis van een leer- arbeidsovereenkomst zijn aangenomen. Gezien deze cijfers, die in Nederlandse verhoudingen niet gering zijn, moet het totaaleffect van de ADV binnen de Ra bobankorganisatie op de omvang van de personeelsbezetting beslist niet wor den onderschat. De eigenlijke controverse over de ADV is ontstaan, toen deze van vakbondszijde veel te eenzijdig naar voren geschoven werd als een in strument tot herverdeling van arbeid. Het motief was loffelijk. Als er te weinig werk is, laat dan iedereen korter wer ken, zodat alle werklozen aan de slag kunnen. Een studeerkameroplossing: verkort de arbeidstijd van 20 mensen met 5 en je hebt werk voor een nieu we. Aantrekkelijk in zijn simpelheid. Vandaar ook de wensen naar een uni forme, collectief als bedrijfstak te rege len werkweek van 36 en straks mogelijk naar 32 uur. Vandaar de hang om door 'roostervrij' in blokken van halve dagen de werktijd drastisch in te krimpen. Want dan, zo was de gedachte, komt er vanzelf een hoeveelheid arbeidsplaat sen ter beschikking. Dat zal waar wezen! Maar zo werkt dat niet, zo kan het niet werken. Een bedrijf met werknemers is niet een halmaspel, waarop het ene pionnetje vervangen kan worden door een ander en het spel gewoon doorgaat. Iemand van een groot industrieel bedrijf schreef al: op die manier leidt de collectieve arbeids duurverkorting door roostervrij ons in het moeras. Burghouts beaamt dat vol mondig voor een dienstverlenend be drijf als de Rabobank. Er is een grens aan wat je collectief - voor iedere werknemer en voor ieder bedrijf gelijk - kunt regelen op het gebied van de ar beidsduur. Op een gegeven ogenblik is de rek eruit en raak je het functioneren van het bedrijf. Er zijn functies, gewoon lijk de lagere, waar bijv. roostervrij wei nig moeilijkheden geeft, maar bij ande re, het midden- en hogere kader en vooral bij de vele echt specialistische functies komen snel de moeilijkheden. Het is een illusie dat daar de vrije tijd door een deeltijder of vervanger maar even kan worden vervuld. Voor gekwali ficeerde functies, bijv. bij de Informati ca, maar daar niet alleen, is nu al de vraag groter dan het aanbod. Zo'n col lectieve ADV door een voortschrijdend aantal roostervrije dagen ontregelt bo vendien de hele interne gang van zaken, die immers steunt op onderling contact en overleg. Als kwantitatief instrument is de auv in zijn huidige starre vorm een botte bijl gebleken. Daarmee hakken, zou beteke nen hakken in de continuïteit van het bedrijfsleven en in de verruiming van de arbeidsplaatsen. Maar, nog steeds is de ADV geen kwestie van wit-zwart. Want de werkgevers staan open voor een ge nuanceerde benadering. Niet alleen om de kwaliteit van de arbeid, maar ook voor zover in redelijkheid mogelijk voor het kwantitatieve effect op de werkge legenheid. Vanuit dat standpunt is te begrijpen dat Burghouts voor 1986 niet aan een collectieve, maar aan een selec tieve ADV denkt. Niet je vastzetten op roostervrije dagen, maar ruimte schep pen voor maatwerk. Voor de invulling moet er eenvoudig speelruimte zijn. De arbeidsduur is in principe immers per dag, per week, per maand, per jaar, per leven te bepalen. En is het nu zo gek om ook ruimte te laten voor invulling door opleiding of in bepaalde gevallen zelfs door betalingDe indicatie daarvoor zal toch gegrond moeten zijn op instand houden en zo mogelijk verruimen van de blijvende werkgelegenheid binnen een bedrijf. Hiermee is de grote lijn geschetst, waarmee van onze zijde de CAO kwestie wordt bezien. Er is na tuurlijk veel meer te zeggen. Als Rabo bankorganisatie kunnen wij bijvoor beeld de noodzaak van een selectieve ADV adstrueren door de zeer uiteenlo pende situaties waarin onze in grootte zo verschillende plaatselijke banken met hun personeel komen te staan als zij met een collectieve uniforme ADV ge confronteerd zouden worden. Reeds het huidige roostervrij geeft vaak grote moeilijkheden, En niet te vergeten, wij kunnen ook wijzen op het kostengevo/g. Lardinois zei het in enkele woorden: 'Or ganisator/sch en qua kostenconsequen ties zijn de dit jaar geformuleerde CAO eisen onmogelijk!' Even terug naar het begin van dit stuk. Niemand mene, dat een CAO door ons van weinig belang geacht wordt. Burg houts liet zich zelfs tegenover mij ont vallen: 'We kunnen niet voor een twee de jaar zonder CAO'. Maar hij voegde er wel met nadruk twee dingen aan toe: mits er geen onwerkbare ADV komt en mits de kosten niet buitensporig worden. 'Niet onwerkbaar, niet buitensporig'. Dat zijn toch heus geen onredelijke voorwaarden. Het zijn klippen die in de onderhandelingen over de CAO omzeild moeten en kunnen worden. Het gaat immers niet om een vaag niemands land, waar door wat loven en bieden een onderhandelingsresultaat beschik baar is, maar om enkele duidelijke grenslijnen, die gerespecteerd moeten worden. Een respect, dat in onze opvat ting de basis is voor elk bezig zijn met zaken, waarbij 'ieder het zijne' aan de orde komt. Daar weten wij intern in on ze Rabobankorganisatie over mee te praten, want anders zou deze organisa tie allang opgehouden hebben te functi oneren. De huidige CAO-impasse zal verrassend snel doorbroken kunnen worden, wan neer de onderhandelingen hervat wor den vanuit een gerijpt begrip voor wat in de huidige omstandigheden als grens moet worden gerespecteerd. JRH m

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1986 | | pagina 5