De toekomstige ontwikkeling
Het netto saldo per lidstaat
Vergelijking van ontvangsten uit de Afdeling Garantie met
bijdragen aan de EG (1984)
De toekomstige ontwikkeling van de max. eigen middelen en de
garantie-uitgaven
1986 35 700 8
1987 38 700 8
1988 43 530 7
gemiddeld 7,3
ding die de lidstaten t.o.v. budgettaire
vraagstukken innemen. Vooral bij lidsta
ten met een groter budgettair voordeel
is vaak een geneigdheid tot het gemak
kelijker accepteren van hogere uitgaven
en een afkeer van budgettaire remmen
waar te nemen!
De toekomstige ontwikkeling van de
garantie-uitgaven zal in belangrijke mate
door toetredingsaspecten en door de af
spraken in het kader van de budgettaire
discipline beïnvloed worden. De budget
taire discipline zal ertoe leiden dat de
stijging van de uitgaven bij de Afdeling
Garantie over enkele jaren genomen, zal
achterblijven bij die van de eigen
middelen.
In het begrotingsontwerp voor 1986
zijn t.a.v. de max. eigen middelen en de
garantie-uitgaven in 1987 en 1988 de
volgende indicatieve bedragen opgeno
men, waarin al met deze beperkende
budgettaire voorschriften en de VK-
compensatie is rekening gehouden (Pré-
visions Triennales/Com (85/175):
Geconstateerd kan worden dat op
grond van deze cijfers de doorsneestij
ging van de garantie-uitgaven inderdaad
kleiner zal zijn dan die van de eigen mid
delen. Het landbouwgarantie-aandeel
zal evenwel dalen en wel tot 60 Dit
laatste wordt veroorzaakt doordat de
Vervolg op pagina 31, Ie kolom
verplichtingen die voortvloeien uit be
paalde overeenkomsten met ontwikke
lingslanden, op het ogenblik alle uitga
ven door de sector zelf gefinancierd.
In tabel 4 worden de aandelen van de
hoofdstukken relatief hoog is.
Tot slot is er een categorie landen met
een groot voordeel t.o.v. de Afdeling Ga
rantie (nl. Griekenland, Denemarken en
Ierland).
De geschetste budgettaire verhoudin
gen verklaren voor een gedeelte de hou
De EG top bijeen. Centraal op de foto de Engelse eerste-minister Thatcher, die met
de woorden 'I want my money back de teneur van de Engelse stellingname aangaf
bij de jaarlijkse begrotingsgesprekken.
ontvangsten van de lidstaten uit het
Garantiefonds vergeleken met de
bijdrage-aandelen aan de totale EG-
begroting. Daarbij moet worden be
dacht dat de toerekening van de uitga
ven aan de lidstaten een nogal kunst
matig karakter draagt. In verband met
de vervlechting van de agri-business in
EG-verband, is de economische bete
kenis van de uitgaven per lidstaat niet
zo goed vast te stellen. Bovendien is
het beeld onvolledig, omdat geen reke
ning is gehouden met de uitgaven bui
ten de landbouwsector, noch met an
dere zichtbare en onzichtbare voorde
len van de gemeenschappelijke markt.
Uit de tabel blijkt dat er, qua uitga-
ve/bijdrage-verhouding, een drietal cate
gorieën lidstaten bestaan:
In de eerste plaats de tekortlanden.
Hieronder zijn er twee met een groot ab
soluut tekort, t.w. het Verenigd Konink
rijk en Duitsland en één met een veel
kleiner tekort (België). De grootste wan
verhouding blijkt bij het Verenigd Ko
ninkrijk te bestaan, doch deze lidstaat
wordt dan ook in bijzondere mate ge
compenseerd (nl. met ca. 1,5 miljard
ecu per jaar).
Dan is er een groep landen met een be
perkt voordeel, t.w. Frankrijk, Italië, Ne
derland en Luxemburg. Wat Frankrijk en
Italië betreft moet er rekening mee ge
houden worden dat het aandeel in de
ontvangsten uit de niet-landbouw-
Tabel 4.
aandeel in de
aandeel in de
uitg./bijdr.
garantie uit
bijdragen aan
verhouding
gaven
de EG
7
2
(1:2 x 100)
België
3,7
5,3
70
Denemarlren
4,8
2,0
240
Duitsland
18,1
27,6
66
Griekenland
5,2
1,9
274
Frankrijk
19,6
20,0
98
Ierland
4,8
1,0
480
Italië
21,5
14,2
151
Luxemburg
0,019
0,016
119
Nederland
10,7
6,6
162
V.K.
11,6
21,2
55
Tabel 5.
max. eigen middelen
(incl. 1,4 btw)
x min. ecu
garantie
uitgaven
x mnl. ecu
20 700 4
22 800 7
24 400 7
gemiddeld 7