De Afdeling Garantie Totale uitgaven van de afdeling Garantie van het EOGFL (incl. die voor vis) - Welke sectoren zijn het duurst Uitgaven van de Afdeling Garantie naar produkt of andere categorie van uitgaven in 1984 overeenstemming over het optrekken van het BTW-plafond werd bereikt. Door dit akkoord zullen de Brusselse autori teiten met ingang van 1986 over max. 1,4 van de BTW-grondslag kunnen beschikken. Tegelijkertijd moeten - in verband met de uitbreiding van de Ge meenschap - hogere uitgaven worden gefinancierd. In tabel 2 komen de uitgaven van de Af deling Garantie van het Europese Oriën tatie en Garantiefonds voor de Land bouw in Brussel (EOGFL) tot uitdruk king. Deze afdeling financiert de uitga ven van het markt- en prijsbeleid van de EG, zoals restituties bij uitvoer naar der de landen en de interventies ten behoe ve van de regulering van de interne markt. In opdracht van het EOGFL stroomt het geld maandelijks naar het Landbouw Egalisatiefonds (LEF) van het Ministerie van Landbouw. Vervolgens wordt het geld op basis van de betalingsopdrach ten van de betaalorganen - waaronder de produktschappen - van het LEF naar de bank- of girorekeningen van de begunstigden overgemaakt. Deze beta lingsopdrachten mogen pas worden uit geschreven nadat is vastgesteld dat het gehele betalingsdossier aan de voor schriften voldoet. Achteraf wordt hier op, behalve door de nationale controle diensten, ook door Brusselse functiona rissen controle uitgeoefend. Terugkerend naar tabel 2 kan geconsta teerd worden dat door de Afdeling Ga rantie een hoog aandeel (nl. 60 a 70 van alle kredieten in beslag wordt geno men. Daarbij moet worden bedacht dat de landbouwsector als enige volledig is geïntegreerd: alle bevoegdheden voor het beheer van de EG-Landbouwmarkt zijn aan de Brusselse autoriteiten over gedragen. De stijging van de garantie-uitgaven in het begin van de jaren tachtig is met na me veroorzaakt door de toenemende produktieomvang. Deze werd op haar beurt teweeggebracht door de techno logische ontwikkeling in combinatie met een nogal hoog prijspeil binnen de gemeenschap en een in beginsel ongeli miteerde interventie. Een stijgende landbouwproduktie in de gemeenschap en tegenvallende afzet mogelijkheden van zuivelprodukten, vlees en graan op de wereldmarkt heb ben na 1982 tot voorraadvorming en tot hogere uitgaven geleid. In 1982 is daar bij de invloed van de toetreding van Griekenland (met een aandeel van 5 a 6 van betekenis geweest. Vanaf 1986 zal invloed van de nieuwe toetre ders (Spanje en Portugal) merkbaar worden. In de toekomst moet voorts met de remmende invloed van de af- Tabel 2. Jaar bedrag (x min. ecu) procentuele verandering aandeel van garantie in de totale uitgaven van de EG 1980 1 1 315 1981 10 980 1982 12 406 1983 15 812 1984 18 346 1985 (ontwerp-begroting) 19 980 1986 (voor-ontwerp) 20 700 3 13 27 16 9 4 72 60 56 63 69 70 64 spraken m.b.t. de budgettaire discipline rekening gehouden worden. In tabel 3 wordt een onderverdeling ge geven van de landbouwgarantie-uit- gaven naar produktiesector: De aandelen van de zuivel-, graan-, vlees- en vettensector zijn het grootst. Dit heeft te maken met het zwaardere type marktordening dat voor deze sectoren gekozen is, waarbij naast een restitutieregime de mogelijk heid tot overheidsaankopen tegen ge garandeerde prijs bestaat. Voor een aantal andere produkten zoals var kensvlees, pluimvee- en tuinbouwpro- dukten is een lichtere regeling van toe passing, die uitsluitend in een bescher ming aan de EG-buitengrens voorziet. Deze produktiesectoren kenmerken zich door een laag financieringsaan deel. Voorts bestaan voor een aantal produkten, waaronder enkele zuidelij ke produkten zoals katoen, tabak enz., steunbedragen en premies, die een in komensondersteunend karakter heb ben en die ongeacht het geoogste of verwerkte kwantum, betaald moeten worden. Dit kan weer een hogere fi nancieringsintensiteit ten gevolge hebben. Gezien het gestegen beroep op ga rantie-kredieten is men er in de afgelo pen jaren toe overgegaan om kwantita tieve drempels in diverse regelingen in te bouwen, die bij overschrijding tot kortingen op het steunbedrag aanlei ding kunnen geven. Ook probeert men door middel van medeverantwoorde lijkheidsheffingen, superheffingen e.d. de landbouwproducent meer uitgaven- bewust te maken. Een exponent van deze ontwikkeling is de suikersector. In deze sector worden, behoudens de Tabel 3. Sector bedrag (x min. ecu) percentage granen 1 650 9,0 rijst 48 0,2 zuivelprodukten 5 442 19,6 vetten 1 752 9,5 suiker 1 632 8,9 rundvlees 2 547 13,9 varkensvlees 196 1,1 pluim veeprodukten 70 0,4 groente en fruit 1 455 7,9 wijn 1 223 6,7 tabak 776 4,2 schapevlees 434 2,4 katoen 88 0,5 erwten, tuin- en veldbonen 39 0,8 vis 6 0,1 overige 28 2,9 cb's (monetaire compenserende bedragen) 376 2,0 18 372* 100 minus correcties als gevolg van de afrekening 1978 en 1979 18 346 min. ecu.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1986 | | pagina 25