De financiering
van de
EG-iandbou wmarkt
O
In de afgelopen jaren zijn de uitgaven van de Europese Gemeenschap veel sterker
gegroeid dan de eigen middelen. Sinds twee jaar kent de EG zelfs een financie
ringstekort en zijn er aanvullende middelen nodig geweest.
De eigen middelen bestaan uit o.a. douanerechten en landbouwheffingen die
geïnd worden bij de invoer van produkten uit derde landen en uit BTW-afdrachten
van de lidstaten. Dit laatste bestanddeel, dat geplafonneerd was op 1 van de
BTW-inkomsten van de lidstaten, maakt meer dan de helft van de beschikbare ei
gen middelen van de EG uit. Onlangs is het besluit tot verhoging van het BTW-
plafond naar 1,4 - onder een zeker voorbehoud - door ons parlement goed
gekeurd.
Toch zullen de problemen daarmee nog niet voorgoed de wereld - en evenmin de
EG - uit zijn, want het blijft de vraag of deze verhoging op langere termijn vol
doende is, zeker als nieuwe leden zijn toegetreden. Voortdurend discussiepunt
daarbij is de vraag hoe de lasten over de lidstaten verdeeld moeten worden.
In dit licht gezien is nevenstaand artikel interessant, waarin een beeld wordt gege
ven van de omvang en de verdeling van het EG-budget. De auteur, de heer D. G.
Schenk, die het artikel op persoonlijke titel schreef, is verbonden aan de Directie
Marktordeningsvraagstukken van het Ministerie van Landbouw en Visserij.
begroting goedgekeurde kredieten (de
verschuldigde bijdragen van de lidsta
ten), deels vindt een verrekening achter
af plaats. Bedoelde kredieten worden
aangewend om naast de huishoude
lijke uitgaven - de financiering van de
uitgaven in de volgende gebieden mo
gelijk te maken:
landbouw en visserij (zowel voor de
markt als t.b.v. de structuur);
het regionale beleid;
vraagstukken i.v.m. onderzoek,
energie, industrie en vervoer;
de ontwikkelingssamenwerking.
Aan de hand van tabel 1 kan tevens
worden vastgesteld dat het verschil tus
sen de middelen en de bestedingen van
de EG (ook wel de ruimte onder het pla
fond genoemd) na 1981 snel kleiner is
In dit artikel wordt een indruk
gegeven van de financiële
kanten van het markt- en
prijsbeleid van de EG voor
landbouw produkten. Daartoe
wordt eerst de budgettaire
betekenis van het Europese
Oriëntatie en Garantiefonds
voor de Landbouw (EOGFL)
geschetst en een
onderverdeling naar sectoren
gemaakt. Voorts wordt naar de
ontvangsten per lidstaat
gekeken. Daarbij zal worden
getracht een inzicht te krijgen
in de netto-positie per lidstaat.
Dit is overigens in
communautair opzicht geen
ongevaarlijke exercitie, omdat
het - zoals zal worden
aangegeven geen compleet
beeld geeft van de lasten en
lusten van het lidmaatschap
van de EG. Tot slot volgen
enkele opmerkingen over de
toekomstige ontwikkeling.
e totale omvang van de EG-
begroting beloopt op het
ogenblik ruim 30 miljard ecu,
ofte wel ca. 75 miljard gul-
den. Op zichzelf bezien is; dit
HH een fors bedrag, doch gerela-
teerd aan andere macro-
r economische grootheden
blijkt de betekenis nogal beperkt te zijn.
Zo zijn de EG-uitgaven bijvoorbeeld ge
lijk aan circa 40 van de uitgaven van
de nationale overheid in Nederland. Een
andere vergelijking leert dat de commu-
nautaire begroting maar 1 uitmaakt
van het bruto-nationaal-produkt van de
Gemeenschap.
In tabel 1 wordt allereerst een overzicht
gegeven van de ontwikkeling van de to
tale middelen en bestedingen van de EG
vanaf het begin der jaren tachtig.
In de tabel worden onder middelen de
maximaal beschikbare eigen middelen
verstaan. Deze bestaan uit alle land
bouwheffingen, alle douanerechten en
het maximum percentage van de grond
slag van de BTW (thans nog 1 De
middelen worden deels in de lidstaten
opgevraagd naar rato van de in de EG-
Tabel l
Totale EG-begroting, middelen en bestedingen (x miljoen ecu)
Jaar
max. beschikbare
totale
eventuele
eigen middelen
uitgaven
ruimte onder
van de EG
het plafond
1980
18 442
15 683
2 759
1981
20 924
18 434
2 490
1982
22 960
21 984
976
1983
25 089
25 061
28
1984
25 395
26 400
- 1 005
1 985 (ontwerp
begroting)
26 446
28 430
1 984
1986
35 700*
33 300
2 400
rekening houdend met een verhoogde btw-afdracht (nl. 1,4 en de
afspraken van Fonta/nebleau m.b.t. de VK-compensatie
D. G. Schenk
-f*.
geworden. In 1984 en 1985 zijn tekor
ten ontstaan die tot een speciale vorm
van (intergouvernementele) financie
ring aanleiding hebben gegeven.
Na 1985 zullen dit soort problemen zich
niet meer voordoen, omdat inmiddels