worden op de heidevelden nog slechts enkele kuddes aangetroffen, vooral als toeristische trekpleister en voor de in standhouding van oude schaperassen. In Noord-Holland, met Texel als bekend schapeneiland, was de produktie vroe ger niet alleen gericht op vlees, maar vooral ook op melk - voor de bereiding van kaas - en op wol. De schapemelkerij is daar nu nog een zeldzaamheid. De vleesproduktie neemt nu duidelijk de eerste plaats in, terwijl wol een echt bij produkt is geworden. Overigens worden ook in Friesland en Zeeland in beperkte mate melkschapen gehouden. Voorts worden bij niet-boeren veel schapen ge houden uit puur hobbyistisch oogpunt; als gezelschapsdier, voor onderhoud van het land, etc. De vijfde poot aan het schaap, waar blijkbaar vaak behoefte aan bestaat, ontbreekt tot nog toe. Hoe wel, in de toekomst lijkt de biotechnolo gie voor niets te staan. Op korte termijn is het echter de vraag of de schapen houderij als extra poot op het land bouwbedrijf in ons land toekomst heeft. Schapen niet goed geteld In ons land vindt jaarlijks de landbouw- meitelling plaats, waardoor een inzicht wordt verkregen in de omvang van de verschillende veestapels en oppervlak ten van gewassen. Buiten de telling blij ven 'bedrijven' waar de agrarische acti viteit zich onder een bepaalde omvang (10 standaardbedrijfseenheden) be weegt. Omdat een groot deel van de schapestapel met name in kleine eenhe den bij hobbyisten die verder geen agrarische activiteiten beoefenen wordt gehouden, moet de werkelijke omvang van het aantal schapen op an dere wijze worden benaderd. Door bij deze sector betrokken instellingen is dat gedaan aan de hand van beschikbare gegevens betreffende slachtingen, in- en uitvoer, destructie en de uitkomsten van de meitellingen. Op grond hiervan werd geschat dat er in 1984 ruim 600 000 ooischapen waren. Dat bete kent, dat er circa 80 meer schapen zijn dan de meitelling aangeeft en dat dus bijna de helft van het totale aantal wordt gehouden in de hobby sfeer. Worden daarnaast bij het aantal schapen in de meimaand de in het voor jaar geboren lammeren geteld, dan be nadert het totaal de 1,4 miljoen stuks. bedrijven wordt thans ruim een derde meer schapen gehouden dan in 1970, maar het ligt toch nog bijna 10 onder het niveau van het topjaar 1979. De schapenhouderij is in overwegende mate een - veelal zeer kleine - nevenac tiviteit op voornamelijk rundveehoude rijbedrijven. Rond de helft van de bedrij ven heeft minder dan 10 ooien en circa een kwart 10 tot 20 stuks. Slechts op een beperkt aantal bedrijven vormt de schapenhouderij de hoofdbron van inko men. Van de 180 bedrijven met meer dan 130 ooien - inclusief lammeren is dat 300 stuks - vinden globaal 100 be drijven in de schapenhouderij hun be langrijkste inkomstenbron. Vooral in kustprovincies Schapen zijn het beste te houden in ge bieden met veel natuurlijke afscheidin gen, zoals water en wallen (Texel). Op de zandgronden waar de sloten vaak geen of onvoldoende water krijgen, vor men extra hoge investeringen voor af rastering meestal het overwegende be zwaar tegen het houden van schapen. Gebieden met een grote schapendicht heid worden dan ook vooral aangetrof fen in Noord-Holland, het noordelijke en westelijk deel van Friesland en Gronin gen en in het groene hart van de Randstad. Schapen spreiding van het aantal dieren in 1982 250 schapen verminderde van 59 in 1970 tot 43 in 1984. Meer levende export De schapenhouderij is voornamelijk ge richt op de produktie van vlees door het mesten van lammeren zogenaamde weidelammeren die in het najaar slachtrijp zijn. De produktiewaarde ter grootte van ruim f 200 miljoen heeft slechts voor een paar procent betrek king op wol. De produktie van schape vlees beloopt de laatste jaren gemiddeld rond 20 000 ton geslacht gewicht per jaar. A J. Neuteboom Bedrijfstakonderzoek <JÈ-> \\)jr Ak In 1980 was de produktie nogal wat ho ger doordat een groot deel van de scha pestapel werd afgestoten. Daarentegen werd er in 1984 minder dan gemiddeld voor de slacht aangeboden, wat toege schreven kan worden aan het meer aan houden van lammeren. Dit met name vanwege de toenemende belangstelling voor de schapenhouderij. Veelal nevenactiviteiten Wanneer we ons beperken tot de in de meitelling opgenomen schapen, dan zien we dat in de jaren zeventig het aan tal beduidend toenam, omstreeks 1980 een plotseling daling inzette, na 1982 een stabilisatie optrad, en er vervolgens in 1985 weer sprake was van een ople ving. Dit laatste heeft ongetwijfeld te maken met de produktiebeperking in de melkveehouderij. Op de bijna 20 000 Opvallend is echter dat de toename van de schapestapel sinds 1970 niet heeft plaatsgevonden in Noord-Holland, Fries land en Groningen, maar juist in de an dere gebieden, met name op de zand gronden. Het aandeel van de beide schapenrijkste provincies Noord- Holland en Friesland in de totale stapel In 1970 werden alle slachtlammeren in ons eigen land geslacht, waarna meer dan deel werd uitgevoerd. Grossiers in Parijs waren vrijwel de enige afne mers van ons lamsvlees. Het Nederland se lamsvlees wordt daar in hoge mate

Rabobank Bronnenarchief

T04 | 1986 | | pagina 31