Va 3 De drie S-en van landbouwraad Vries Ooit was ir. P. J. Lardinois het: land bouwraad in Londen. Sinds veertien jaar bekleedt de heer Vries 1581 deze func tie. Rechtstreeks verantwoordelijk aan onze minister van Landbouw en Visserij, is zo'n landbouwraad hoofd van de landbouwatdeling op een Nederlandse Ambassade. In dit geval 'The Royal Ne- therlands Embassy', 38 Hyde Park Gate, London. Op de vraag wat men zich bij de werkzaamheden van zo'n afdeling moet voorstellen, zegt de heer Vries: 'Drie S-en is mijn slogan: Spying, Selling en Socializing. Spying: vertellen wat er hier gebeurt en wat we daarvan vinden in Nederland. Selling: activiteiten ont plooien op het gebied van exportbevor dering. Socializing: representatief bezig zijn. georganiseerd. Het is een groots opge zet project om de Nederlandse agrari sche sector hier in Engeland op originele wijze te presenteren. Zo wordt een vei- lingklok aangebracht, waarop een half jaar lang geveild gaat worden. Er zullen kassen staan. Winkels waar boter, kaas, eieren, bacon, worst, potplanten, snij bloemen, bloembollen, etc. verkocht worden. Een café met oranjeboom-bier, koffie etc. Een informatieruimte. Een speelruimte voor de kinderen. Er om heen is de tuin aangelegd met Holland se bloemen en struiken. De kosten van dit project belopen rond de f 700 000. Men verwacht in Stoke-on-Trent zo'n 3,5 miljoen bezoekers te mogen begroe ten. En, als het aan landbouwraad Vries en de zijnen ligt, verlaten die het ten- lr. D. Vries bij de plattegrond van de Ne derlandse deelneming in het National Garden Festival '86, visitekaartje van onze agrarische sector. Promotionele activiteiten, in nauwe sa menwerking met organisaties uit de Ne derlandse agrarische sector Iprodukt- schappen, Zuivelbureau e.d.j, leggen beslag op een groot deel van de tijd. Het zijn er teveel om op te noemen. Bij wijze van voorbeeld en vanwege de actualiteit maken we hier melding van een van die talrijke activiteiten: het 'National Gar den Festival '86' te Stoke-on-Trent. Een Floriade-achtig gebeuren waarvoor de Nederlandse deelneming moet worden toonstellingsterrein met een sprankje 'Holland' in hun hart. Het is maar een van de vele voorbeelden van de wijze waarop de landbouwafdeling van de Nederlandse Ambassade, in samenwer king met het Nederlandse bedrijfsleven, timmert aan de weg van onze agrari sche export. dat de agrarische sector wat achter blijft. Er lijkt over het algemeen geno men een proces van veroudering aan de gang te zijn, waar relatief weinig moder nisering tegenover staat. Vooral de Engelse akkerbouw en vee houderij zijn goed georganiseerd, erg grootschalig en bestaan voor een groot deel uit goeie boeren die er wat van kunnen. De omvang van de bedrijven qua bezetting is zo ongeveer het dubbe Ie van Nederland. Daar zitten ook wel zwakke tussen. De zuivelindustrie is nogal verouderd. Wat de veehouderij betreft staan wij er beter voor, zonder meer. Op het gebied van de akkerbouw, met name de granen, zijn ze erg sterk. Zoals gezegd, de quota-regeling voor melk kreeg hier alle begrip, nu is men ook voorstander van een quota-regeling voor graan. In 1972 produceerden de Engelsen 8 miljoen ton graan, nu zijn dat er al 25. En dat is wel iets waar we ons zeker zorgen over moeten maken. De kans is groot dat voor graan volle- grondsgroente in de plaats komt. Als zich dat gaat uitbreiden op de grote, sterke bedrijven, zou ik dat toch wel een griezelige ontwikkeling vinden. Wat aardappelen en suikerbieten betreft zitten ze door bepaalde omstandighe den op het maximum van wat ze kun nen produceren. De tuinbouw is wel sterk ontwikkeld, maar met name de middenmoters hebben het moeilijk. De grote gaat het uitstekend. Wat ze hier in Engeland node missen is een onvolpre zen veilingsysteem als het onze. De En gelsen kennen dat niet. Ook een export apparaat als het onze hebben ze niet. Dat is weer het ontbreken van die ge meenschappelijke noemer met bijpas sende structuur. De Nederlandse agrari sche sector met haar goed ontwikkelde export profiteert daarvan.' De Nederlandse agrarische sector heeft dus nogal wat voor op haar En gelse tegenhanger. Onze agrarische exporteurs buiten dat ongetwijfeld uit. Waar ze de kans maar krijgen waar schijnlijk. Waar liggen wat Engeland betreft onze sterke punten? 'Een aardig voorbeeld vind je in de mestveehouderij. Die tak heeft hier al tijd goed gefloreerd. In Nederland heb ben we die eigenlijk nauwelijks. Door ontwikkelingen is het rood-vlees hier echter veel te duur geworden. De con sumptie van het wit-vlees (kippe-, varkens en kalfsvlees) neemt daardoor flink toe. En daarvan komt nogal wat uit Nederland. We hebben een groot aan deel - 15 a 20 - in de bacon-markt. Onlangs hebben we hier vanuit de Am bassade weer een Nederlandse kalfs vleesproducent - t.w. ESA - gelanceerd. Die gaat ook proberen de Engelsen op grootscheepse manier 'kalfsvlees- minded' te maken. Geslacht pluimvee en eieren doen het ook heel aardig. Maar daar kunnen we het maar beter niet over hebben, want daar zijn de En gelsen helemaal niet blij mee. Aardap- pelprodukten - frites bijv. - lopen hier ook als een tierelier. De room is er wat af want sinds vorig jaar zijn de prijzen gehalveerd, maar de afzet stijgt nog steeds. Ook onze consumptieaardappe len vinden hun weg naar de Engelsen. De pootaardappelenexport is in op bouw: van nul enkele jaren geleden tot zo'n 1500 ton nu. Dat gaat ook de goe de kant op. Maar het succesverhaal is natuurlijk on ze tuinbouwexport. Die draait uitste kend. Tomaten vormen ons grootste ex portartikel naar Engeland. Dit jaar voor ca. f 300 miljoen. Bloemen en potplan ten zijn van hetzelfde laken een pak: ca.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1986 | | pagina 21