Boete en bankgeheim
Kletspraatjes
Slechte tijden
Volg- en lijdzaam
vormen van extra reserves de komende
grote schades te ondervangen. Onze ban
ken in het noordoosten, waaronder Vlagt-
wedde-Bourtange, zullen ongetwijfeld in
deze processen betrokken worden.
'Onze banken' Vlagtwedde en Bourtange
die op 1 september 1 976 één geheel gin
gen vormen als de Coöperatieve Rabobank
Vlagtwedde-Bourtange, werden kort na el
kaar opgericht. Vlagtwedde op 25 juni
1 91 2 en Bourtange op 9 juli 1 91 2. De op
richtingsvergadering van Vlagtwedde
vond plaats in het hotel van de heer Scho-
ber. Het eerste bestuur werd gevormd door
de heren H. Meyer (voorzitter), J. Mein (se
cretaris) en J. van Hoorn. H. Bulthuis werd
voorzitter van de raad van toezicht, G.
Smits werd daarvan secretaris en H. Brou
wers werd het derde lid. B. Hazeborg werd
gekozen als kassier. Op volgende vergade
ringen 'deed kassier voorlezing van reke
ning en balans, welke voor de leden steeds
te zijnen huize ter inzage aanwezig zullen
zijn 'en ook daaruit konden de leden te we
ten komen hoeveel werk kassier moest ver
zetten en of hij wel voor salarisverhoging in
aanmerking zou moeten komen. Zo ging
dat! Ook werd besloten: 'Een kwartier na
het aangekondigde uur van de aanvang
van de vergaderingen zal appèl worden ge
houden. Wie dan nog - zonder geldige
kennisgeving - afwezig is zal de vastge
stelde boete moeten betalen'.
De eerste wereldoorlog is blijkbaar zonder
veel sporen na te laten aan Vlagtwedde
voorbijgegaan. Wel schijnt de voorzitter
van het bestuur in verband met het bank
geheim bezorgd te zijn geweest over de in
druk die derden konden krijgen van de
bank. Hij waarschuwde de leden althans
om niet overduidelijk aan derden te laten
blijken op welke wijze zij van doen hadden
met de Boerenleenbank. Zouden de leden
uitsluitend op donkere avonden, met om
hooggeslagen kragen, de kassier hebben
bezocht?
In 1918 bleek het dat de kassier 'steeds
aanhoudend ziek was' en werd een plaats
vervanger benoemd. Dat werd de heer
Mein. In het volgende jaar overleed kassier
Hazeborg. Het pad van de bank ging niet
altijd over rozen. Dat bleek ook op 2 juni
1921 toen voorzitter Bulthuis naar voren
bracht: 'Dat een bank als Vlagtwedde die
veel geld nodig heeft, niet zo gemakkelijk is
te beheren als een die zich in geld kan ba
den'. En hij verzocht de medewerking van
alle leden en raadde hen aan om 'zich niet
aan kletspraatjes te storen die van onze
bank de ronde doen, want ieder moet be
grijpen dat onze bank een grote concurrent
is van de andere, hier gevestigde banken'.
De samenstelling van het bestuur bleek
ook toen een heet hangijzer te kunnen
zijn. 'Liever flinke boeren in het Bestuur
dan slechte kooplieden' was een overwe
ging van het bestuur om een kandidaat niet
voor te dragen. En daar liet men het toen
bij, want het bestuur ging niet in op verdere
vragen vanuit de vergadering. Bankgeheim
immers? Zo ging dat, bijna zeventig jaar
geleden.
Inmiddels ging het de boerenstand heel
erg slecht. Voorschotten en leningen kon
den nauwelijks worden terugbetaald. De
boeren bleven met hun vee 'zitten' of
moesten dat voor een veel te geringe prijs
verkopen. De hoofdoorzaak lag bij de enor
me veesmokkel van over de grens waar
veehandelaren voor veel lagere bedragen
hun 'handel' konden kopen. Een wolkbreuk
in 1920 en grote droogte in 1921 ver
grootten nog de economische ramp. Gele
verde fabrieksaardappelen werden niet op
tijd door de fabrieken betaald. Toch wilde
de bank de hardwerkende leden beslist
niet aan hun lot overlaten, hetgeen enorm
veel inspanning en overleg kostte. Schou
der aan schouder trachtte men de leuze
'eendracht maakt macht' weer werkelijk
heid te laten worden. Maar de toestand in
Westerwolde verbeterde vooralsnog be
slist niet. Ramp op ramp en veel verdron
ken land en vee. Het viel niet mee om toch
de moed er in te houden. Tot overmaat van
ramp sloten bepaalde landen ook nog hun
grenzen voor onze produkten. Gelukkig
heeft men veel steun ondervondenwan het
wetenschappelijk onderzoek ter verbete
ring van de landbouw.
De slechte tijden gingen vanzelfsprekend
ook niet ongemerkt aan de bank voorbij.
Alle zeilen moesten in die moeilijke periode
worden bijgezet. Maar juist in die moeilijke
tijden kwam de samenwerkingsgedachte,
de grondslag van de coöperatieve banken,
extra sterk naar voren en kon een uitweg
gevonden worden. En aldus 'bleef onze
bank precies gelijk aan elke andere bank'
en kon met een schone lei verder worden
gegaan. Ondertussen werd het de leden
niet gemakkelijker gemaakt toen moest
worden besloten om 's avonds geen zit
tingsuren meer te houden. Dat moest wel
omdat roofovervallen hoe langer hoe meer
voor gingen komen. Van 'hogerhand' was
daartegen al gewaarschuwd. Daarvoor
werd dus de meest praktische en goedko
pe oplossing gekozen.
De bankte Bourtange werd op 9 juli 1912
opgericht. Uit 39 aanwezigen werden de
heren J. Kruizinga, T. W. Venema en A.
Bima gekozen tot bestuursleden; H. Braaf,
Harm Bruining en Jan Wijnhods vormden
de raad van toezicht. Als kassier werd Izak
Frank benoemd. Die ging gedurende één
uur per week zitting houden 'ten kantore
van de bank' aan de Willem Lodewijk-
straat. Op een gegeven moment vond de
kassier eigenlijk dat hij 'bij zijn eigene
werkzaamheden' zijn functie niet langer
kon volhouden, maar een salarisverhoging,
alhoewel 'na eenige discussie en ongemo
tiveerde opmerkingen van het bestuur',
deed hem besluiten om toch maar 'aan te
blijven'. Dat was in het oorlogsjaar 1914.
Op aanbeveling van de hoofdinspecteur
van de centrale bank werden drie abonne
menten genomen op 'De Raiffeisen-Bode',
het tijdschrift van de Utrechtse Raiffeisen-
organisatie.
Het aanvangsuur van de vergadering van
juli 1917 werd zeer ver overschreden.
Geen wonder, want er was een grote brand
in 'eene nabijgelegen boerderij'. Behalve
laat, verschenen slechts enkele leden ter
vergadering. De kassier moet een volg- en
lijdzaam man geweest zijn. Toen in 1918
het bestuur voorstelde om hem voor het
beschikbaar stellen van een kantoorlokaal
plus vuur en licht, een kleine vergoeding
toe te staan, werd dit met afwijzend stil
zwijgen beantwoord. Kassier hield de eer
aan zichzelf en wilde niet dat over dit - re
delijke - voorstel gestemd zou worden.
Ach ja, die 'goede ouwe tijd' en die 'krente
rige leden'. Want opnieuw, in 1922, deed
de voorzitter het voorstel om gezien de
aanzienlijk vermeerderde werkzaamhe
den, ook al door achterstallige voorschot
nemers en geringe medewerking van an
deren, waardoor kassier dikwijls een zeer
Beeld uit het oude frontierstadje
Bourtange: cultuurhistorisch monument.