•#wÉl Decentraal beheer van quota. Vanuit de Federatie van Visserijverenigingen is, door bestuurder Daalder, een visplan 1986 opgesteld. Dit voorziet in een voortgezet be heer van groepsquota door de producenten organisaties Oosten West, in het laatste ge val weer met een verdere regionale onder verdeling. Stil-lig-weken voor de kotters, zoals dit jaar van kracht zijn geweest, zijn ook weer in dit plan opgenomen. In principe biedt een dergelijk decentraal beheer van quota de mogelijkheid om te komen tot een meer regelmatige aanvoer van de gequo teerde vis; wellicht kan bij een goed uitge voerd beheer ook een betere prijsvorming worden bereikt. Er zijn echter nog veel pro blemen te overwinnen voordat deze plan nen voor groepsgewijs beheer van visquota goed zijn uitgekristalliseerd. PK-licenties. Het reguleren van de vis serij-inzet door middel van licenties lijkt meer effectief dan het vaststellen van vis quota. De capaciteit van de kottervloot is in de afgelopen jaren immers veel sterker toe genomen dan de hoeveelheden van de ge quoteerde vissoorten. Bij het van kracht zijn van pk-licenties weet iedere ondernemer waar hij met zijn vangstcapaciteit aan toe is. Wanneer collega-vissers overgaan tot de bouw van een nieuw, groter schip, hoeft men zich niet bedreigd te voelen. Capaci teitsuitbreiding bij de één kan alleen wan neer door een ander wordt ingeleverd, er van uitgaande dat de licenties verhandel baar zijn (zoals nu al het geval is). Expansie drang die in het verleden vaak een expan- siedwang was moet bij strikte naleving van een licentiestelsel toch kunnen worden voorkomen. Maximum motorvermogen. Het lijkt een juiste maatregel om thans beperkingen op te leggen aan de bouw van kotters met grote motorvermogens. Vanuit visserij- technisch gezichtspunt lijken er geen harde argumenten te zijn op grond waarvan kot ters met grote motorvermogens de voorkeur verdienen boven kleinere krachten. Een gro tere visefficiency is niet waarneembaar en de brandstofefficiency blijft zelfs achter. Bij het bedrijfseconomisch visserij-onderzoek dat door het LEI is verricht is o.a. de samen hang tussen motorvermogen en arbeidsop- brengst per opvarende onderzocht. Deze ar- beidsopbrengst is de som van deelloon, so ciale lasten en netto-resultaat. Hierbij bleek dat in de laatste jaren deze arbeidsop- brengst per opvarende voor de kotters van 1100 tot 1500 pk gemiddeld wat hoger was dan voor de grotere kotters. De orders tot de bouw van grote kotters (2000 tot De 2700 pk tellende krachtbron van 'De Vertrouwen', die als eerste kotter op zware olie ('1500 sec') vaart. 4000 pk) zijn vermoedelijk minder door strikt bedrijfseconomische dan door andere overwegingen beïnvloed. Daarbij heeft dan waarschijnlijk de eerdergenoemde expan- siedwang een belangrijke rol gespeeld. Exploitatiecijfers. Er zijn in dit opzicht lichtpunten naast enkele ongunstige facto ren. Het ziet er naar uit dat de brandstofkos ten dit jaar hoger uitkomen dan vorig jaar. Deze kosten maken voor de grotere kotters 30 a 35% uit van de opbrengst van de ge vangen vis (de besomming). Een stijging met 5 cent per liter, zoals nu voor gasolie valt waar te nemen, kan voor een kotter met een motor boven 1100 pk een kostenstij ging van f50 000 of meer op jaarbasis bete kenen. Er lijkt in 1986 toch ook weer een goede kans te zijn op een lagere olieprijs, ge zien het grotendeels uiteenvallen van het OPEC-kartel. Lichtpunten zijn de in vergelijking met voor gaande jaren vrij lage rente en ook de prijs ontwikkelingen voor de aangevoerde vis. Bij dit laatste moet worden gewezen op de prijsstijgingen die vooral optraden toen de aanvoer de afgelopen zomer werd beperkt doordat steeds een deel van de vloot stilge legd was. Dit moet voor de nabije toekomst mogelijkheden geven om althans een deel van de vangstvermindering te laten com penseren door prijsstijgingen. De komende jaren zal het capaciteits vraagstuk nog wel voorop blijven staan in de kottervisserij. Daarmee staat deze be drijfstak niet alleen; er zijn wel overeen komsten aan te wijzen met deze problema tiek in de agrarische sector. Het EG-visse- rijbeleid zal met de verschillende visquota in de komende jaren steeds hardere gren zen stellen aan de vissers, die de vrije zee prefereren. Het is in dit verband van belang dat niet alleen in Nederland doch ook in an dere EG-landen (m.n. Groot-Brittannië en Denemarken) beperking van de visserij-in zet d.m.v. licenties een rol speelt. Het zou goed zijn wanneer licentie-stelsels voor de visserij meer in discussie zouden komen in het kader van het EG-visserijbeleid. Beper king van de visserij-inzet lijkt, nadat de vloot meer is afgestemd op de vangstmo gelijkheden, effectiever dan het begrenzen van de uitkomst door middel van visquota. s VSfaW!

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1985 | | pagina 20