Hf Overheidsbeleid Vooruitzich ten Ontwikkeling van motorvermogen en bruto-kasstroom in de kottervisserij I vissers zijn van mening dat hun bedrijf fail liet gaat wanneer de visserij in de loop van het jaar moet worden gestaakt omdat het quotum van tong, schol of kabeljauw vol is. Een nieuwe ontwikkeling in de kottervisse- rij is dit jaar het beheer van groepsquota. Schipper-eigenaren hebben hun indivi duele schol en tong-kwantum ingebracht in de Producenten Organisaties (PO-oost of PO-west) die het totaal van deze kwan- tums beheren. Een motief hiervoor is o.a. het voorkomen van het niet volledig benut ten van platvisquota door m.n. eigenaren van kleinere kotters. De situatie is nogal onoverzichtelijk o.a. doordat er ook sprake is van onderlinge handel in quota. Zo kocht Drs. W. P. Davidse Afdeling visserij en bosbouw van het LEI de PO-oost onlangs 5000 ton schol van de PO-west organisaties, omdat het eigen scholkwantum van PO-oost (de Urker vis sers) vol was. Er moet ook worden gewezen op onderlin ge belangentegenstellingen tussen de vis sers. De eigenaren van middenslag en de kleinere kotters bijvoorbeeld voelen zich nogal bedreigd door 'de grote krachten'. Zij hebben zich verenigd om op te komen voor hun kabeljauw-vangstrechten; de grote platviskotters tasten naar hun mening deze rechten aan door de grote bijvangsten aan kabeljauw. Op 28 december 1984 is een licentiestel sel van kracht geworden. De schipper- eigenaren hebben hiermee een vergunning verkregen voor een bepaald aantal pk's, waarmee de visserij mag worden uitge oefend. De registratie van het motorver mogen per schip eind 1 984 in het Centraal Visserijregister was de basis voor het toe kennen van deze pk-vergunningen. Helaas werden nog juist voor het van kracht wor den van dit licentiestelsel een beduidend aantal nieuwbouw-opdrachten verleend. Er is momenteel een saneringsregeling van kracht waarvoor gelden uit Brussel kunnen worden verkregen, met een aanvulling door de Nationale Overheid. Een schipper- eigenaar die zijn schip onttrekt aan de vis serij in de EG-wateren ontvangt een ver goeding van f 1 750,- per brt. Omdat er in veel gevallen een belangrijke schuld op het schip rust is dit bedrag nu onvoldoende om een wezenlijke sanering te realiseren. In discussie is een verhoging van deze sane- ringsbijdrage, die moet worden opge bracht door de blijvende vissers. Zolang men van mening is dat pk-uitbreiding niet voldoende wordt afgegrendeld zijn de on dernemers niet bereid om hiervoor midde len bijeen te brengen. Een belangrijke overheidsmaatregel in spé is de instelling van een maximumgrens aan het motorvermogen per schip. Daarbij wordt gedacht aan een plafond van 2000 pk. Staatssecretaris Ploeg heeft de Twee de Kamer in september meegedeeld dat hij een dergelijke maatregel wil instellen. De ze maatregel geldt dan nog niet voor be staande kotters met een motorvermogen boven het maximum. Wanneer deze kot ters echter worden vervangen kan het te veel aan pk's in reserve worden gehouden. Een ernstige grief van de Nederlandse vis sers is de onderbenutting van quota in het buitenland. Speciaal vissers uit Groot-Brit- tannië en Denemarken vissen hun (totale) scholquotum niet vol. Het gaat hierbij om hoeveelheden van tienduizenden tonnen per jaar. Staatssecretaris Ploeg heeft deze kwestie aan de orde gesteld tijdens de EG- Visserijraad van 27 september jl. Dit heeft tot enig resultaat geleid. De Europese Commissie staat niet onwelwillend tegen over herverdeling van onderbenutte quota. Er is een opdracht gegeven aan het Comité van Permanente vertegenwoordigers (de ambassadeurs bij de EG) om een formule voor herverdeling van onderbenutte quota uit te denken. Het valt voor Nederlandse vissers te hopen dat hierdoor een ruimer nationaal schol- en kabeljauwquotum uit de bus komt. Het zal duidelijk zijn dat vooruitzien nu bij zonder moeilijk is. Aan de hand van de vol gende punten kan enig zicht worden ver kregen op de nabije toekomst. De visbestanden. De biologen, die advi seren bij het vaststellen van de toegestane vangsten (de z.g. TAC's) zijn niet bepaald optimistisch gestemd. Zowel voor tong als voor schol is volgens hen sprake van groei- overbevissing. Dat betekent dat deze plat vissen op jonge leeftijd (veelal 2- a 3-jarige vis) in de vangst komen, waardoor de moge lijke gewichtstoename bij het groeien onvol doende wordt benut. Daarbij komt dat de vangsten wisselvallig kunnen worden, a/s gevolg van de grotere afhankelijkheid van enkele recente jaarklassen. Oudere dieren die voor een meer stabiel vangstpatroon kunnen zorgen, zijn er dan te weinig. Zowel bij tong als bij schol is het echter nog niet zo dat een te lage paai-stock zorgt voor wei nig nakomelingen. Uitputting van de tong en scholstand is bepaald nog niet in zicht. Overigens werden reeds eerder (in 1975) sombere verwachtingen uitgesproken door biologen over de ontwikkeling van de schol stand. De destijds voorspelde lage schol vangst (35 000 ton) voor Nederland is niet uitgekomen; het scholquotum is nu ruim het dubbele. De stand van haring geeft vanaf 1983 een belangrijk herstel te zien door het verschijnen van goede jaarklassen. De stand van kabeljauw geeft daarentegen reden tot zorg. Al met al zullen biologische adviezen waar schijnlijk niet leiden tot quotaverruiming op korte termijn. Eerder bestaat de neiging om internationale quota (de EG-TAC's) te ver minderen, met name voor schot. 550 I 500 - 6 400 - 300 200 100 - totaal motorvermogen in de kottervisserij totaal bruto-kasstroom (netto resultaat afschrijving rente) 8 100 80 60 40 20 1978 '79 '80 '81 '82 '83 '84

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1985 | | pagina 19