Seoul is de hoofdstad van Zuid-Korea. in 1988 zullen daar de Olympische Spelen worden gehouden en volgend jaar de Azia tische. De stad van 9,5 miljoen mensen be reidt zich daarop naarstig voor. Stadions lig gen al te wachten. Philips levert er het kunstlicht. Aan het dorp voor de atleten wordt nog gemetseld. Gigantische wegen bouwprojecten zijn in uitvoering. De Han- rivier, die dwars door de stad stroomt, wordt drastisch uitgebaggerd en van brede terras sen voorzien. Koreanen kunnen werken als geen ander. Dat hebben ze de laatste jaren in het buitenland bewezen, maar het lijkt wel of ze nu massaal even waren terugge keerd voor een opknapbeurt van het eigen huis. Om alvast wat te oefenen voor de ko mende evenementen, had men in oktober de jaarvergadering van het Internationale Monetaire Fonds en de Wereldbank naar Seoul gehaald. Spandoeken met verwelko mingsteksten waren even alomtegenwoor dig als het veiligheidspersoneel, echter zon der mistroostigheid. De Koreaanse Repu bliek is bepaald geen neerslachtig stem mend oord, behalve als het er regent. Maar dat geldt ook voor Nederland. De conferentie, altijd weer iets om naar uit te zien, leek lange tijd een doodgeboren kind te zullen worden. Totdat, op 22 september, de grootste vijf industrielanden (G-5)in New York een gemeenschappelijke gedragslijn lanceerden om de koers van de Amerikaan se dollar te verlagen. Dat initiatief zou zijn vervolg en bevestiging moeten vinden in Seoul. De hoogst opmerkelijke ommekeer in de houding van de Verenigde Staten, die nu voor het eerst de externe waarde van hun munteenheid hadden aangemerkt als een sleutelfactor voor de internationale econo mische ontwikkeling, zou verdere sporen moeten trekken. En voorts - bittere ironie van het noodlot - had de aardbeving in Mexico geïllustreerd, hoe broos de geijkte concepten van schuldsanering voor ontwik kelingslanden in wezen wel zijnmeer be zweringsformules dan genezingsrecepten, met alle gevaren van dien, ook voor het in ternationale financiewezen. Daarom veran derde de conferentie in Seoul kort tevoren onverwacht van belofte: de gedoodverfde assepoester maakte een fraaie kans op de glansrijke kroning als koningin van het dansfeest. Is dat sprookje uitgekomen? Niet werkelijk. Dat de Verenigde Staten thans wezenlijk an ders staan tegenover de rol van de dollar koers in de wereldeconomie, is van onloo chenbaar belang. Of die nieuwe opvatting nu is ingegeven door mondiaal verantwoor delijkheidsbesef dan wel door bekommernis om de binnenlandse ontwikkeling, veeI hangt af van de kansen om onder de voor naamste industrielanden overeenstemming en actiebereidheid te bereiken over kern punten van economisch en monetair beleid. Flet uitzicht daarop is voorshands weinig be moedigend. Het politieke krachtenveld in de Verenigde Staten bijvoorbeeld toont nauwe lijks ruimte voor een drastische gezondma king van overheidsbegroting en tekortfinan ciering. Essentiële kenmerken in de huis houdingen van de voornaamste landen die zijn betrokken in het G-5 akkoord lopen ta melijk ver uiteen, en misschien nog niet zo ver als de opvattingen van hun bevolkingen en leidslieden over het hoogste economi sche ideaal. Dat beperkt de rpimte om pu bliekelijk uitgesproken voornemens tot on derling afgestemd eendrachtig optreden in de valutamarkten te funderen op parallel lo pend financieel en sociaal-economisch be leid. Dan is bovendien moeilijk in te zien, hoe aanmerkelijk bijgestelde wisselkoersver houdingen die men beoogt tussen de dollar en andere kernvaluta's praktisch zouden zijn te stabiliseren, zonder dat de rente in de betrokken landen naar elkaar toekomt. Die gedachte alleen al verwekt in Japan en West-Duitsland kippevel. Een meer voor aanstaande rol van Yen en Duitse Mark als internationale reservevaluta zou een loden last kunnen leggen op landen die zich, poli tiek gesproken, gemakkelijk de pakezels zouden gaan voelen van het Amerikaanse probleem. Een uitgewogen wijze van zien? Waarschijnlijk niet, maar binnenlandse ver houdingen bepalen nu eenmaal de invulling van het stembiljet. De schuldenproblematiek van de ontwikke lingslanden is een andere bedreigende fac tor voor de internationale stabiliteit, en voor het Amerikaanse bankwezen; potentieel dus ook voor de overheidsfinanciën in dat land. Zo verstrikt zijn wereldwijd de finan ciële verhoudingen. Leniging van het finan cieringsvraagstuk, in het bijzonder voor de belangrijkste staten in Latijns Amerika, zou het kernthema zijn van een met veel fanfa res aangekondigde meesterzet van de heer Baker, minister van financiën van de Ver enigde Staten. De ballon waarmee zijn plan in een baan om de aarde moest worden ge bracht, leed voortijdig enig spanningsverlies door speldeprikken van nog wat ongelovige beoordelaars. Belangrijk blijft de wellicht gemeenschappelijk gewonnen overtuiging, dat debiteurenlanden en crediteurenbanken beide de factor tijd als hun trouwste helper hebben te beschouwen om geld te verdie nen: de eerste voor nakoming van verplich tingen, de tweede voor delging van vermo- gensverliezen. Verdergaande vereenvoudigingen lijken daarbij gevaarlijk: bijvoorbeeld het interna tionale schuldenprobleem te versimpelen tot een vraagstuk van rentebetaling. Zo zijn banken - ook centrale banken - niet ge trouwd. In een ordelijke huishouding gaat men uit van de terugbetaling van geleend geld. Kortom, de financierende banken voe len zich weliswaar de gevangenen van een jeugdzonde, willen de bastaard enig levens onderhoud verschaffen, maar nauwelijks geld voor een betere opvoeding, en aarzelen zeker hem te legitimeren als rechthebbende op haar eigen vermogen. Daarenboven de Wereldbank te plaatsen in de rol van een nieuw soort peetoom die de betrokken lan den en banken een prettige dag bij de nota ris zal bezorgen, dat beschouwt menigeen als een hachelijke wisseltruc waarvoor de Amerikanen eerst zelf enig handgeld op ta fel zouden behoren te leggen. Was de conferentie in Seoul dan zo'n depri merende ervaring?Zeker niet. Toch blijft de twijfel binnen de internationale financiële gemeenschap overheersen. Verbaal geweld en woordenspel mogen weliswaar kortston dig wonderen bewerken, maar men beseft terdege dat grondslagen zich niet in veertien dagen laten verleggen. Toevallig is vandaag de rente in Japan en Duitsland en Nederland, na een al wat lan ger hortende tendens, nu opeens tamelijk scherp gestegen. Waarom zou ons renteni veau zich kunnen onttrekken aan de wetma tigheid dat vloeistoffen in communicerende vaten samenstromen naar één peil? Is onze rentestijging teken van het op gang komen van werkelijke communicatie tussen de be trokken vaten? Dat zou belangrijk zijn voor een wezenlijk wederzijds elkaar verstaan en het daarop afstellen van actie, intern en ex tern, allereerst tussen de G-5 landen. Niet minder belangrijk is het antwoord op die vraag voor het zuiver lezen van de lijnen in de handpalm die de renteontwikkeling ons telkens weer voorhoudt. Raadsel: zal niet het willen reguleren van een (nog) lagere dollarkoers - gegeven de sterk uiteenlopen de situatie in de meest betrokken landen - voorshands van de opwaarderende partners de bereidheid vergen om ofwel grote porties van hun reserves te offeren ofwel een rente peil te aanvaarden dat dichter bij de dollar rente is gelegen? Het schrijven van een stukje als dit houdt het risico in, dat op de dag van publikatie - drie weken na nu - alles weer anders zal zijn. Seoul zal zoiets ook nog wel ervaren. Een Olympisch record kan 's anderendaags weer worden gebroken. Maar te hebben meegedaan, zullen ze ook daar wel denken, neemt niemand je af. Mr. H. J. A. M. Klarenbeek

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1985 | | pagina 3