te kosten het inkomen op peil weten te
houden. Bijvoorbeeld bodemanalyses op
grond waarvan een bemestingsprogram
ma met hogere opbrengsten opgesteld
kan worden.
Deze ontwikkelingen leiden tot een nog
verdere schaalvergroting binnen de agrari
sche sector waarbij de produktie gecon
centreerd is bij een klein aantal grootscha
lige bedrijven met een zeer efficiënte en ra
tionele bedrijfsvoering met daartegenover
een vrij groot aantal kleine part-time boer
derijtjes. Een verder effect van deze ont
wikkelingen zal zijn dat we naar alle waar
schijnlijkheid te maken krijgen met beter
opgeleide en getrainde agrariërs, niet al
leen op het gebied van de agrarische be
drijfsvoering maar eveneens op het gebied
van financieel management.
Op grond van een Deense studie inzake het
agrarische toeleveringssysteem is een
aantal hypothesen geformuleerd met be
trekking tot de houding van agrariërs in re
latie tot hun leveranciers. Deze hypothesen
duiden sterk op een mentaliteitsverande
ringsproces dat vooral door het verande
rende EG-klimaat op gang is gebracht.
De belangrijkste hypothesen zijn:
Agrariërs gaan steeds meer rekening
houden met prijs, kwaliteit en levertijd.
Een gevolg hiervan is dat agrariërs min
der loyaliteit ten opzichte van hun voor
heen vaste leveranciers zullen vertonen,
maar meer en meer zaken zullen doen
met de leverancier met de gunstigste
condities.
Agrariërs zullen echter niet gaan zoe
ken naar leveranciers met extreem lage
prijzen met onzekere kwaliteit, maar
naar leveranciers die stabiel lage prijzen
en stabiele kwaliteit bieden.
Agrariërs staan niet te wachten op
vertegenwoordigers van allerlei leve
ranciers, daar zij door middel van hun
opgebouwde kennis in voldoende mate
in staat zijn op verantwoorde wijze hun
keuzes te maken. Het verzorgen van
goede informatie door een vertrouwd
contactpersoon op door de agrariër ge
wenste tijden wordt daarentegen
steeds belangrijker.
Ondanks de grotere alertheid op leve
rancierscondities zullen agrariërs niet
frequent van leverancier wisselen.
kredieten en kwantiteitskortingen zal
een belangrijke factor worden in het
leverancierskeuzeproces.
Uit het voorgaande komt naarvoren, dat de
agrariër gedwongen wordt een steeds
zwaarder accent te leggen op zijn onderne
merschap. Hij zal zich zakelijker gaan op
stellen, hij zal zijn kennis met name op het
gebied van management verbeteren,
waardoor hij steeds meer in staat zal zijn
de juiste beslissingen ten behoeve van zijn
onderneming te nemen.
De agrarische ondernemers die in staat zijn
zich een dergelijke mentaliteit eigen te ma
ken, zijn in staat zich aan de veranderende
omstandigheden in de Europese landbouw
aan te passen en erin te floreren. Dit bete
kent, dat de agrarische ondernemers die
hiertoe niet of in mindere mate in staat zijn,
gevaar lopen het slachtoffer van deze ver
anderende omstandigheden te worden.
Ook in Nederland zullen deze ontwikkelin
gen tot uiting komen in een verdere afna
me van het aantal agrarische bedrijven en
in een verdere concentratie van de produk
tie bij een steeds kleiner aantal agrarische
bedrijven. De toetreding van Spanje en
Portugal tot de Gemeenschap zou dit pro
ces als gevolg van de toenemende concur
rentie binnen de EG nog kunnen versnel
len.
De druk op de agrarische sector zal de ko
mende 10jaarnog sterk toenemen daarde
geproduceerde overschotten een onac
ceptabel niveau hebben bereikt. Politici
maken zich bezorgd over de kosten die
hiermee gemoeid zijn en houden serieus
rekening met de negatieve publieke opinie
die het gevolg hiervan is. Daarnaast staat
de agrarische sector bloot aan kritiek, te
recht of onterecht, van natuurbeschermers
en een veelheid van actiegroepen met uit
gesproken 'negatieve' meningen over de
agrarische sector.
Een punt staat echter als een paal boven
water; over tien jaar zal de agrarische sec
tor nog steeds een vitale sector binnen on
ze economie zijn. Het aanzien van de sec
tor, van zowel de bedrijven als de onderne
mers zelf, zal echter duidelijk anders zijn
dan tegenwoordig.
Vervolg van pagina 7
de oudste ledengroeperingen binnen het
NIVE. Tot de leden van de FINEM behoren
financieel-directeuren, treasurers en con
trollers van bedrijven en instellingen, als
ook wetenschappers die zich op het fi-
nancieel-economisch vakgebied bewegen.
Gezamenlijk zetten de leden zich in om
kennis en inzicht binnen hun professie te
vergroten door in gespreksgroepen en
studieprojecten specifieke thema's uit te
diepen.
Zo ook op 9 oktober jl. toen het onderwerp
'Beheersing van valutaposities' aan de or
de was. De bank is dan als plaats van han
deling op zijn minst een inspirerende en
tourage. Na het welkomstwoord van drs.
R. B. J. van Eldik, tevens lid van het FINEM-
bestuur volgde een boeiend en welhaast
ontnuchterend betoog van de Leuvense
hoogleraar De Grauwe. Hij deed verslag
van een onderzoek naar de voorspelbaar
heid van valuta-ontwikkelingen aan de
hand van een econometrisch model waarin
algemeen-economische indicatoren ver
werkt zijn. Vastgesteld moest worden dat
een koersschatting voor een volgende pe
riode, gebaseerd op de vorige - ten naaste
bij - een vrijwel evengoed resultaat op
levert.
Twee FINEM-leden gaven vervolgens een
uiteenzetting over de wijze, waarop binnen
het eigen concern de verantwoordelijkheid
voor en het afdekken van de valutaposi
ties was geregeld. Een complex probleem,
zeker binnen een internationale, gedivisio-
naliseerde organisatie. Het blijkt dan dat
algemene receptuur nauwelijks opgaat, en
dat maatwerkoplossingen moeten wor
den gezocht.
Dr. G. J. M. Vlak besloot de reeks van voor
drachten door de rol van de bank in het al
gemeen - en die van de Rabobank in het
bijzonder - op het valutaterrein te schet
sen. Hoewel niet alle valutavraagstukken
tijdens deze bijeenkomst tot een oplossing
konden worden gebracht - wie dat wel
kan, mag verder een materieel zorgeloos
leven tegemoet zien - zullen de aanwezi
gen wel de weg naar de Rabobankorgani-
satie (voorzover nodig) beter hebben leren
kennen.
De mogelijkheid tot het verkrijgen
van redelijke leveranciers- en afnemers-