Landelijke verdeling
Belangrijkste groenten
Boven: Rode kool in volle
glorie.
Onder: Aspergeteelt, bij
uitstek arbeidsintensief.
jaarlijks op deze basis verbouwd wordt kan
enigzins fluctueren. In sterke mate wordt
het contractareaal beïnvloed door de nog
aanwezige voorraden van geconserveerde
groenten bij de verwerkende industrie. Ook
de oogstopbrengsten in een bepaald jaar
hebben hun invloed op de voorraadpositie
van de bedrijven en daarmee op het nieuw
te contracteren areaal. Dit komt doordat de
contracten meestal zogenaamde hectare
contracten zijn, waarbij de fabriek verplicht
is de opbrengst van een bepaalde opper
vlakte tegen een van te voren overeenge
komen vaste prijs per kg af te nemen. Deze
contractvorm houdt voor de teler een aan
zienlijke vermindering van het prijsrisico in
en geeft hem dus een grotere zekerheid.
Daarnaast biedt de contractteelt bij opna
me in het bouwplan voor een aantal akker
bouwers aantrekkelijke mogelijkheden.
Een economische overweging kan de fi
nanciële opbrengst van de teelt zijn. Daar
naast kan bouwplanverruiming plaatsvin
den en kan gemakkelijker aan vruchtwisse-
lingseisen worden voldaan, wat een posi
tieve invloed kan uitoefenen op de ziekte
resistentie en de kwaliteit van de grond.
Bovendien kan, doordat de loonwerker
veel werkzaamheden uitvoert, de arbeids-
planning van de teler verlicht worden. Wel
worden door het contract enige verplich
tingen ten aanzien van de teeltwijze aan de
teler opgelegd. Ook draagt hij door de aard
van de gewassen vaak een hoger oogstrisi-
co (erg korte oogstperiode) en opbrengst
risico (gevoelig voor ongunstig weer).
De belangrijkste teeltgebieden van de vol-
legrondsgroenten zijn geconcentreerd in
een beperkt aantal provincies. De figuur il
lustreert dit duidelijk.
De belangrijkste provincies voor volle-
grondsgroenten zijn (1 94): Noord-Brabant
(13 000 ha), Zuid-Holland (8 600 ha), Lim
burg (6 800 ha), Noord-Holland (6 600
ha), Flevoland (4 500 ha) en Zeeland
(3 700 ha).
Tussen de verschillende teeltgebieden be
staan onderling grote verschillen. In
Noord- en Zuid-Holland zijn vooral de
koolgewassen belangrijk: bloemkool
wordt daarbij vooral in Noord-Holland en
spruitkool vooral in Zuid-Holland geteeld.
Limburg en Noord-Brabant vormen met
40% van het totale areaal het belangrijk
ste teeltgebied in Nederland voor groenten
in de open grond. In deze twee provincies
zijn met name de blad-, vrucht- en stengel
gewassen (prei, aardbeien, spinazie) maar
ook peulvruchten (stamsperziebonen,
stokbonen, doperwten) sterk vertegen
woordigd. Asperges worden met name in
Limburg en Noord-Brabant veel geteeld. In
de IJsselmeerpolders worden naast groen
te oogsten erwten (doperwten) ook veelal
de verschillende peensoorten en witlof
wortelen geteeld. In Zeeland worden naast
poot- en plantuien voornamelijk doperw
ten geteeld.
Tabel 2 geeft de ontwikkeling van enige
belangrijke vollegrondsgroenten aan. Het
totale areaal vollegrondsgroenten heeft
zich in 1985 uitgebreid tot 53 330 ha.
De arealen stamsperziebonen, waspeen,
bospeen en witlofwortelen zijn dit jaar
sterk in omvang toegenomen. Bij stam
sperziebonen en bos- en waspeen houdt
dit sterk verband met de toegenomen
vraag van de verwerkende industrie. Bij de
uitbreiding van het areaal witlofwortelen
ligt er een duidelijk verband met de ver
meende perspectieven voor de witloftrek.