Betrokkenheid spreekt niet uit getallen 'Voor een tientje of voor duizend gulden, bij mij staat altijd de mens voorop. notulenboeken zien hoe het ver voor zijn eigen tijd was 'Daar moeten sommigen nu misschien om lachen, maar die oude boe ren/eenbankmensen deden het toch maar!' Directeur Smet, die als kassier van 1947 tot 1954 een éénmansbank dreef, weet een stel aanzetten te noemen. Zo'n logi sche analyse van hobbels en stroomver snellingen in de ontwikkeling van zijn bank, staat bij Piet Smet overigens niet op de voorgrond. Wat dan wel? Het komt er bij Piet spontaan uit: Voor een tientje of voor 1000 gulden, bij mij staat altijd de mens voorop. Zorg als bank voor eerste kwaliteit dienstverlening en heb oog voor de cliënt als mens, met al zijn problemen. Met ge woon een beetje begrip en aanvoelen van de ander, kom je een heel eind. Die houding heb ik in deze baan altijd ingenomen en daar heb ik in de grond van de zaak mijn levens voldoening aan overgehouden. Want zo leer je de 'hele mens' kennen en waarderen. Daarom zeg ik altijd: mijn drempel is gelijk aan de vloer, ledereen kan me benaderen of aanschieten. Voor mij staat a/s een paal bo ven water: de succesformule van de Rabo ligt in het geworteld zijn in de gemeenschap. De charme van onze grote organisatie is, dat groot en klein naast elkaar kunnen staan. Smet is Vlaming met zijn Zeeuws-Vlamin gen. 'Ik blijf mezelf en spreek gewoon in Vlaamse trant. Een 'matsetaal, ik hou er van, net a/s van de Vlaamse mentaliteit. Die heeft gelukkig ook oog voor de 'inwendige' mens', zegt Piet met een knipoog boven een schuimend glas bier. Maar de 'hele' mens is toch het punt waar het bij Smet omdraait. 'Die faillissementen van de afge lopen jaren. Ik heb er moeite mee als gezin nen buiten hun schuld kapot dreigen te gaan. Zeker als het oude relaties betreft, gaatje dat aan het hart. Met verplichtingen aan de bank kun je natuurlijk niet de hand lichten. Een faillissement kan niet ten koste van de bank afgewikkeld worden. Maar mijn ervaring is dat je als Rabobank ook dan menselijk kunt blijven. Er is meestal wel een tussenweg te vinden, bijvoorbeeld niet op straat zetten. Daar hebben we hier altijd een oplossing voor gevonden. Een di recteurkan daar wat aan doen. Zakelijk mis schien niet veel, maar moreel kan hij er aan meewerken dat de mensen en hun gezin nen toch heel blijven Piet zegt ronduit: 'Door zo'n mens-bena dering heb ik het altijd goed naar mijn zin gehad op de bank. Ik ben van nature opti mist en zeg ook na veertig jaar liever: de i pint is nog half vol, dan de pint is al half 1 leeg!' Een man als Piet Smet is een deel van de plaatselijke gemeenschap. Men kent hem van toneel- en ouderverenigingen en zelfs was hij afdelingsvoorzitter van de KVP (maar politiek en bank zijn slecht verenig baar, zegt Piet). Zijn liefhebberij is echter het zingen in een koor, dat o.a. met Grego riaanse liederen ook buiten St. Jansteen faam geniet. Met z'n man kun je over de le denbetrokkenheid in de Rabobank praten. Op het eerste horen valt het ons niet mee wat St. Jansteen daarover te melden heeft, maar Piet Smet laat ons zien, dat we niet op uiterlijke tekenen moeten afgaan. De be trokkenheid is er heus wel. 'Neem onze algemene vergadering. In mijn begintijd kreeg je 70 a 80 man op zo'n bij eenkomst in een plaatselijk café. Met vijf gulden presentiegeld en gratis consumptie trok je in die tijd mensen. De een sleepte de ander mee. Schat de echte betrokkenheid van die dagen echter niet te hoog. Het ging vaak meer om een betrokkenheid bij de ge meenschap - een sociaal verzetje - dan om dat men zo warm voor bankzaken liep. In vergelijking met vroeger is het bezoek nu maar mager: dit jaar 20 man, inclusief Be- Stuur en Raad van Toezicht. Dat kun je na tuurlijk betreuren. Maar kan het andersWe hebben nu 1500 leden. Die kun je nergens onderbrengen. Trouwens de hele vergade ringbelangstelling is veranderd, niet alleen bij de bank. Alles, zeker het bankbedrijf, is veel complexer geworden. De mensen lopen daar niet hard voor, zelfs niet als je ze met kunst en vliegwerk lokt. Het sterke gemeen schapsgevoel, dat zich uitte in gezamenlijk vergaderingbezoek, is weggevallen. De ro mantiek is er wat af. Je kunt dat niet terug draaien. Ik zou ook niet meer naar de oude vormen terug verlangen. Wel voel ik veel voor een intensief contact met leden die daarvoor openstaan. Dat zal een tamelijk beperkte groep zijn, die je als bank ook kunt en moet stimuleren. Vooreen beperkt leden bestand is de betrokkenheid op te voeren. In die zin is het goed en zeer gewenst, dat we daar binnen onze organisatie de komende tijd aandacht aan gaan besteden. Maar voor de banken wordt het praktisch gezien wel een ontiechelijk zware opgave om het zo te organiseren, dat er meer en beter contact met de leden komt. Ik ben ervoor, maar zie nog niet goed hoe dat moet lukken. Daarbij denk ik vooral ook aan de mankracht en de kosten. En toch, ook nu is de ledenbetrokkenheid er

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1985 | | pagina 17