De Cijfers en de Trends: De weg omhoog V Het economisch herstel heeft in 1984 vastere voet aan de grond gekregen in het midden- en kleinbedrijf. Dit blijkt duidelijk uit de negende editie van Cijfers Trends. Positieve ontwikkelingen zijn een stijging van het produktievolume van bedrijven, een toename van de bruto investeringen, een winstverbetering in het bedrijfsleven en niet te vergeten een lage inflatie. Minder positieve uitkomsten waren de stabiele particuliere consumptie en de blijvend hoge werkloosheid. De inkomens stonden nog onder druk. In 1985 wordt op vrijwel al deze punten een verbetering verwacht. I vsa H Industrie: snel aansluiting e cijfers en de trends in de af- zonderlijke bedrijfstakken laten echter nogal grote verschillen zien. Het meest duidelijk komt dat naar voren tussen de indus trie en de detailhandel. Dit komt door het grote verschil in de binnenlandse en de buiten landse afzet. Vanaf 1979 bedroeg het groeiverschil tussen de uitvoer en het bin nenlandse particuliere verbruik gemiddeld ongeveer 3V2% per jaar. Dit heeft ook een verschil in ontwikkeling tussen het grootbedrijf en het midden- en kleinbedrijf tot gevolg. De export neemt bij dit laatste een relatief minder belangrijke plaats in. De resultaten in het midden- en kleinbe drijf zijn van een drietal macro-economi sche grootheden afhankelijk. Het belang van elk van deze grootheden kunnen we aflezen uit het aandeel in de afzet. Onge veer 30% van de afzet betreft (particuliere) consumptie, een kleine 15% is export en nog eens 15% is bestemd voor investe ringen. De rest (ruim 40%) betreft inter mediaire leveringen, die uiteindelijk uiter aard ook weer hun bestemming vinden in Afzetbestemming MKB Intermediaire leveringen Investerings goederen Consumptie goederen Export 100- 80- 60- 40- 20- Industrle Groothandel Vervoer Rest 1 Sectoren de drie eerder genoemde macro-economi sche afzetgrootheden. (zie grafiek) De daling van de consumptie is verant woordelijk geweest voor de afzetdaling in het midden- en kleinbedrijf. In mindere mate heeft ook het verslechterende inves- V teringsklimaat daaraan bijgedragen. De re latief gunstige ontwikkeling van de uitvoer bood onvoldoende tegenwicht. Nadat voor het grootbedrijf in de tweede helft van 1 983 sprake was van een herstel, tekende dit zich voor het midden- en kleinbedrijf vertraagd af in 1 984. De relatief grote af hankelijkheid van de consumptie is er de oorzaak van dat deopleving in het midden- en kleinbedrijf niet alleen later kwam dan in het grootbedrijf, maar ook geringer was. Door de sterke onderlinge verwevenheid van de bedrijfstakken profiteert het gehele bedrijfsleven in meerdere of mindere mate van de toegenomen uitvoer. Voor de klei nere industriële bedrijven maakt bijvoor beeld de afzet van halffabrikaten aan gro tere exporterende bedrijven een belangrijk deel uit van de totale afzet. Indirect profite ren zij daardoor toch van de toegenomen export, zij het met enige vertraging. Het economisch herstel zal daarom de ko mende jaren ook weerklank vinden in be drijfstakken die in belangrijke mate zijn aangewezen op de binnenlandse afzet. Het verschil in ontwikkeling tussen het groot bedrijf en het midden- en kleinbedrijf zal ook geleidelijk minder worden. Het industriële midden- en kleinbedrijf heeft als een van de eerste sectoren aan sluiting gevonden bij het economisch her- stel. Allereerst speelt de export bij deze sector van het midden- en kleinbedrijf een relatief belangrijke rol. Naar schatting 30% van de produktie gaat rechtstreeks naar het bui tenland. Een tweede belangrijke oorzaak voor de krachtige opleving in deze sector ligt in de toelevering. Een groot deel van de produktie gaat naar andere bedrijven in de Drs. A. G. M. Broeksteeg Bedrijfstakonderzoek

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1985 | | pagina 28