maar op politieke basis worden uitgevoch ten. 'Nu terug naar die adviesstructuur in het MKB. De verandering die is opgetreden, is dat men voor de financiering van dat ad viescircuit van een aanbodsubsidie een vraagsubsidie heeft gemaakt. Nu krijgt de gene die advies nodig heeft geld (vraag subsidie, J.D.) en mag hij kiezen bij welk lo ket hij zich wil laten bedienen, in plaats van dat de overheid, zoals eerst, een aantal consulenten van KNOV en NCOVfinanciert (aanbodsubsidie, J.D.). Die verschuiving is aanvaard, ook door de MKB-organisaties. Maar, zeggen ze, wij hebben de expertise daarin opgebouwd en die willen we niet weggooien, we willen mee blijven doen. Daar ging de discussie eigenlijk over. En ik heb begrepen, dat we over dat punt metz'n allen tot zaken zijn gekomen.' We hadden het zojuist over het verbe terde imago van de ondernemer. Als je om je heen kijkt is een krachtiger kwali ficatie op zijn plaats. Ondernemen is thans helemaal in. Met name de starters zijn de belichaming van deze trend. De starter als medicijn voor de kwalen van onze economie, voor de oplossing van de werkloosheid. Dreigt niet het gevaar van overaccentuering? Van Lede: 'Iedere tijd heeft modieuze ka raktertrekken. Als je starter bent hoor je ineens bij de elite van de maatschappij. Maar we moeten daarbij de economisch realiteit niet uit het oog verliezen. Als we praten over werkgelegenheid, dan zal die niet komen uit de traditionele industrieën. Als we daar qua werkgelegenheid gelijk blijven, mogen we de vlag uitsteken. Voor zover starters bijdragen aan een oplossing van de economische kwalen, aan een uit breiding van de werkgelegenheid moet het dus komen uit de nieuwe diensten, de nieuwe ideeën en produkten.' Terwijl de overheid zich op adviesge bied terughoudender opstelt, is er intus sen een ware particuliere adviesmarkt voor starters aan het ontstaan. Het we melt daarop van de aanbieders van diensten, die niet zelden zelf tot de star- terscategorie behoren. Bent u niet bang dat hieraan negatieve gevolgen kunnen kleven, omdat de starter door de bomen het bos niet meer ziet? Van Lede: 'Ik heb voldoende vertrouwen in de goede starter. Als hij in dat woud zijn weg niet vindt, moet hij niet beginnen. Een simpel antwoord, maar wei de essentie van het verhaal. Mijn uitgangspunt is altijd dat het nooit wat wordt, als een starter niet be reid is bij de realisering van zijn ideeën af en toe over zijn eigen benen te struikelen. Maar normaal gesproken heeft een starter vrij secuur gedefinieerd, welk advies hij no dig heeft en welk niet.' Advies te over, maar het ontbreekt de starter vaak aan het benodigde start kapitaal. Wat vindt u van de rol van de banken in dit opzicht? Van Lede: 'Om te beginnen dit: ik vind eigenlijk dat een starter, die zelf niet in staat is om enig risicodragend kapitaal bijeen te brengen, niet moet beginnen. Hij moet voelen dat hij risico loopt. Ik ben een tegenstander van allerlei plei dooien om een starter in de watten te leggen. 'Nu de rol van de banken. De normale rol van de banken is in desecundairefinancie ring, het vreemde vermogen, te voorzien. Ik heb soms het idee dat banken niet altijd voldoende geëquipeerd zijn om de risico's van startende ondernemers goed te kun nen beoordelen. Het gaat immers niet zo zeer om de beoordeling van een krediet risico, maar van degene die een onderne ming wil beginnen. Wat kan zo iemand? Gelooft hij er in? Loopt hij er achteraan?' Ook de Rabobank is van mening dat startende ondernemers niet te veel in de watten gelegd moeten worden. Maar dat neemt niet weg, dat onze aangeslo ten banken in hun financieringspraktijk van alle dag veelvuldig 'nee' moeten verkopen aan enthousiaste onderne mers met nieuwe, kansrijke plannen die een potentiële bijdrage kunnen leveren aan de lokale economische ontwikke ling. Dat komt dan, omdat ze per saldo toch nog te weinig eigen vermogen heb ben om bijvoorbeeld voor een Staatsga rantie in aanmerking te komen, op basis waarvan verdere financiering mogelijk is. En dat betekent in de praktijk dat die plannen in de kast blijven staan. Dat vin den we jammer. Daarom hebben we het Rabobank Garantiefonds opgezet, dat vooralsnog voor een bedrag van 40 mil joen gulden garanties af kan geven voor het verstrekken door plaatselijke Rabo- banken van achtergestelde leningen, waarmee die categorie ondernemers over de streep getrokken kan worden. Als Rabobankorganisatie beschouwen wij dit initiatief als een eigentijdse invul ling van de aloude coöperatieve bereid heid tot gemeenschappelijke inzet. De bereidheid om middelen die plaatselijk bijeen zijn gebracht zijn ten goede te la ten komen aan de ontwikkeling van de economische bedrijvigheid in die lokale gemeenschappen, waarin onze aange sloten banken vanouds zo diep gewor teld zijn. Hoe kijkt u daar vanuit het VNO tegen aan? Van Lede: 'Ik vind het een interessant ini tiatief. Door de structuur met lokale ban ken en lokale besturen kan men zijn 'pap penheimers' goed kennen. Dat is een voor deel - en dan kom ik even terug op wat ik gezegd heb over de beoordeling van de ri sico's van startende ondernemers - dat de Rabobanken hebben. Laat ikoverigensook dit zeggen: er is in dit land potentieel ge noeg risicodragend kapitaal aanwezig. Maar er is sprake van een mis-match, om dat de vragers dikwijls niet de aanbieders weten te vinden. Die relatie tussen vraag en aanbod moet verbeterd worden. In die zin kan jullie initiatief een rol spelen. 'Overigens hoop ik toch dat de Rabobank van iedere starter verlangt dat hij er een stuk eigen vermogen in steekt. Een starter die niet een paar duizend gulden bijeen weet te grabbelen, zodat hij voelt dat hij ri sico loopt dat hij zijn centen kwijt kan zijn, daar moet je niet aan beginnen, want dan wordt er toch al gauw gedacht: ik doe het met het geld van een ander. 'Een goed initiatief dus, aannemende dat men optimaal gebruik maakt van het net werk dat de Rabobank heeft en de mensen die ervoor in aanmerking komen heel spe cifiek beoordeelt: als mensen met kansrij ke ideeën. Uiteindelijk loop je met dit soort activiteiten toch zekere risico's. Het kan verkeerd lopen. Zelfs de beste mensen kunnen wind tegen hebben. Daarom vind ik het ook goed dat die 40 miljoen niet bijvoorbeeld in twee keer 20 miljoen wordt uitgezet. Want dan gaat het waarschijn lijk mis. Je moet het over een heleboel kleintjes verdelen. En ook dan zullen er nog wel een paar misgaan. Maar dan blijft het toch een goede activiteit.' Uitgaande van een gemiddelde achter gestelde lening van om en nabij de 50 000 gulden, kunnen door ons initia tief jaarlijks 800 tot 1000 ondernemers geholpen worden. En afhankelijk van het benodigde percentage eigen vermo gen, dat voor verdere financiering nood zakelijk is, kan hiermee een potentieel financieringsreservoir worden aange boord van tussen de 400 en 800 miljoen gulden. Hoe denkt u dat de markt hierop zal rea geren? Van Lede: 'Een bedrag van 800 miljoen gulden is substantieel. Daar ben ik het mee eens. Maar, als we uitgaan van een doel stelling om in dit land 500 000 man aan het werkte krijgen en als ik een grove bere kening maak van het risicodragend vermo gen, dat daarvoor nodig is, bij gezonde be- lansverhoudingen, dan kom ik op enkele tientallen miljarden guldens. Dus 800 mil joen is wel een substantieel bedrag, maar lost het probleem nog net niet op.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1985 | | pagina 23