Nieuwe accessoire voor de
Rabo-rekening
heer Kruiderink maakte van de gelegen
heid gebruikom een aantal beleidswensen
naar aanleiding van de nota nader toe te
lichten aan pers en politiek.
De inhoud van de nota is te uitgebreid om
er in dit kader verder op in te gaan. Duide
lijk is echter aan het licht gebracht, dat er
aan de juridische en fiscale positie van de
meewerkende partner het nodige man
keert. Het is zaak, dat daarvoor op korte
termijn structurele oplossingen worden
aangedragen. Intussen is de nota een nut
tig hulpmiddel voor de ondernemer in het
midden- en kleinbedrijf, onder meer bij de
keuze van de rechtsvorm.
Onlangs is een nieuwe en unieke vorm van
dienstbetoon, het Rabo-rekening-krediet,
geïntroduceerd. Deze kredietfaciliteit
vormt, naast eurocheques, bankpas, euro
card en dergelijke een 'accessoire' die kan
worden gekoppeld aan de Rabo-rekening.
Dit houdt in dat cliënten, die voldoen aan
de gestelde voorwaarden, automatisch de
beschikking kunnen krijgen over een gere
gelde kredietfaciliteit: het Rabo-rekening-
krediet van f 1000,-.
Door het invoeren van het Rabo-rekening-
krediet wordt het gebruik van de Rabo-
rekening als belangrijkste betaalrekening
extra interessant voor de cliënt. Het Rabo-
rekening-krediet is geen vorm van krediet
verlening in de gebruikelijke zin, zoals
een persoonlijke lening. Het Rabo-reke
ning-krediet is bedoeld om oneffenheden
- met name in negatieve zin - in het
uitgaven- en inkomstenpatroon van de
cliënt te egaliseren. De cliënt behoeft dan
voor kleine kredietbehoeften geen beroep
te doen op duurdere financieringsvormen,
zoals bijvoorbeeld afbetalingskredieten.
Tevens krijgt de cliënt meer vrijheid bij
het bepalen van het tijdstip van bepaalde
aankopen.
Door de toename van het chequegebruik
komt 'rood staan' eerder voor. Immers, de
cliënt heeft niet altijd volledig zicht op de
data van afboekingen op zijn rekening.
Door het toekennen van een kredietfacili
teit neemt het gemak van een Rabo-reke
ning toe en wordt voldaan aan de eisen van
deze tijd. Toekomstige ontwikkelingen in
het betalingsverkeer en in het bijzonder op
Vervolg op pagina 6
Het juridische heeft altijd een belangrijke rol in onze organisatie gespeeld. Al zijn de tijden
lang voorbij dat, zoals bijvoorbeeld in de voormalige Raiffeisenorgan/satie, de rechtsgeleerde
ambtenaar in de statuten van de centrale bank als één van de topfunctionarissen werd ge
noemd, toch is in het coöperatieve bankbedrijf de vakjurist een onontbeerlijke figuur. Geldt
voor het bankbedrijf in het algemeen reeds, dat het 'rechts-intensief' is, voor ons coöperatie
ve bankbedrijf geldt dat in versterkte mate. Want behalve de juridische aspecten van
de bancaire produkten (vormgeving, constructie, behandeling van incidenten, uitwinning
van zekerheden etc.) is het functioneren van de plaatselijke banken en van de centrale bank
als vereniging een vitaal juridisch gegeven. Begrippen als autonomie en democratie (zie de
rede van de voorzitter van de Raad van Beheer in de laatste Algemene Vergadering) zijn in
wezen juridische begrippen, die echter zonder een bepaalde uitwerking en vormgeving in on
ze statuten enigszins vage begrippen blijven. Hier komt de scheppende jurist aan bod, al
is het recht (evenals de theologie) een terrein waarop leken van diverse pluimage zich veelal
met welbehagen plegen te bewegen. Het werk van een coöperatieve bankjurist is derhalve
niet beperkt tot- volgende - adviserende, ondersteunende en uitvoerende bezigheden, maar
omvat wel degelijk ook initiatiefnemende, scheppende en vernieuwende elementen. In dit
verband durf ik de stelling te verdedigen, dat de primaire doelstelling van de coöperatieve
bankvereniging: het behartigen van de belangen van de leden, zeer dicht ligt tegen een van
de oudste definities van het Recht: hetgeen de oude Romeinen de 'ars aequi et boni', de
wetenschap van recht en billijkheid, noemden. Men zou dit ook kunnen aanduiden als het
rechtvaardigheidsgevoel, dat ik in de uitoefening van het coöperatieve bankbedrijf als een
leidend beginsel zou willen aanmerken.
Dit beginsel komt bijvoorbeeld tot uiting in de wijze waarop wij met onze leden, cliënten en
personeelsleden omgaan, in de zorgvuldigheid waarmee wij moeilijke financieringen bege
leiden en - zo nodig - beëindigen, bij onze stellingnamen in aangelegenheden als die van de
Postbank, die van de concurrentie van levensverzekeraars en die van een doorberekening
van kosten aan de veroorzakers van die kosten. Maar ook bijvoorbeeld in het vorm- en in
houd geven van de (financiële) verhouding tussen aangesloten banken en centrale bank en
tussen lokale banken onderling.
Het rechtvaardigheidsbeginsel is geen monopolie van juristen. Iedere functionaris in onze or
ganisatie dient ervan doortrokken te zijn en ernaar te handelen. In die zin is het uitoefenen
van het coöperatieve bankbedrijf niets minder dan het op kwalitatief hoog niveau, zakelijk en
persoonlijk verantwoord, beoefenen van het Recht. Een groot woordWelnee, praktijk van
alledag!
T. J. Jansen Schoonhoven