De jaren na 1986
economische beleidsruimte verengt tot
nihil. Daarom moeten wij voorrang blijven
geven aan tekortvermindering, in 1 986 en
daarna.
Als wordt voorgesteld om in de volgende
kabinetsperiode voor in totaal een geringer
bedrag te bezuinigen op de overheidsuit
gaven dan in de huidige kabinetsperiode,
hoor je al snel dat dat een principiële be
leidswijziging zou betekenen. Die stelling
is als zodanig onjuist. Wanneer in deze ka
binetsperiode omvangrijke bezuinigingen
zijn gerealiseerd en mede op die basis kan
worden geconcludeerd dat in de volgende
Voor 1 986 streeft het kabinet dus naar een
tekort van de overheid van 7,4 procent. Ik
zie dat streefgetal slechts als een tus
senstap op de lange weg in de jaren na
1986 naar een structureel aanvaard
baar niveau voor het tekort dat veel la
ger ligt dan 7,4 procent. Maar ook een
staatsschuld die snel stijgt en momenteel
60 procent van het nationaal inkomen be
draagt, levert weinig beleidsruimte. Verde
re ombuigingen zijn noodzakelij kom dit te
kort terug te dringen. Hoe noodzakelijk dit
is, moge blijken uit het feit dat bij de huidi
ge omvang van het financieringstekort de
begroting wordt verzwaard met een jaar
lijks bedrag van f 2,5 a 3 mld. aan extra
jaren met wat minder kan worden volstaan,
juist omdat er al zoveel van de af te leggen
weg is afgelegd, is het zeerwel mogelijk de
hoofdlijnen van het beleid voort te zetten
met minder grote bezuinigingen. Integen
deel, men kan dit juist als teken van suc
cesvol beleid zien. Het is daarbij wel te
overwegen deze vermindering slechts ge
leidelijktot stand te brengen, naarmate het
saneringsproces vordert. Als wij voor
1986 zouden verslappen, dat wil zeggen
als de voorgenomen ombuigingen niet vol
ledig zouden worden uitgevoerd, zou ech
ter wél terecht van een beleidswijziging
- of beter: slappe knieën - kunnen wor
den gesproken.
rentelasten. Doorgaan op deze weg bete
kent dat het aandeel van de rentelasten op
de rijksbegroting steeds groter zal worden.
Nu al betekenen de rentelasten bijna 15
procent van de totale overheidsontvang-
sten, tegenover zo'n 5 procent in 1973.
Als er geen verdere maatregelen na
1986 worden genomen, zien we de post
rentelasten snel oplopen tot niet minder
dan 20 procent van de belastingen en
overige ontvangsten van de overheid.
Met andere woorden, van elke gulden die
het Rijk ontvangt vloeit ca. 20 cent weg
aan rentebetalingen. Over een oneven
wichtige overheidshuishouding gespro
ken! Hoe geringer de tekortreductie nu is,
hoe meer wij allen zullen lijden in de ko
mende jaren onder de effecten van verdrin
ging van andere, nuttige overheidsuitga
ven door de groeiende rentebetalingen.
Maar er treedt ook een andere oneven
wichtigheid op. Er doet zich op deze wijze
een gedwongen herverdeling voor van
ons nationale inkomen via de overheid
ten nadele van de belastingbetaler en ten
gunste van de vermogensbezitters, dus
degenen die een hoge reële rente ontvan
gen op hun beleggingen in staatsschuld,
zoals institutionele beleggers. Voorzover
deze twee groepen niet samenvallen kan
hier ook een ernstige verstoring van onze
economie uit voortvloeien. Alleen al om
deze puur economische reden moet er
naar gestreefd worden het overheidstekort
aanzienlijk te reduceren.
Ook uit bestuurlijke overwegingen is het
noodzakelijk het tekort verder te verminde
ren. Die voortdurende verdringing van an
dere overheidsuitgaven door de rentelas
ten roept reacties op. Er zijn grenzen aan
het verlagen van de overheidsuitgaven ie
der jaar met f 2,5 a 3 mld. om alleen maar
de rentelasten te neutraliseren. Zo'n beleid
roept al snel vragen op naar de zin van zul
ke ombuigingen. Immers, er treedt dan
nog geen tekortreductie op, evenmin verla
ging van de belastingtarieven.
Een andere noodzaak tot aanzienlijke om
buigingen ligt bij de teruglopende aard
gasbaten. De huidige verwachting is dat
deze baten in de periode 1 985 tot en met
1990 met zo'n 7 mld. zullen dalen. Zij be
dragen in 1 985 ca. f 23 mld. Dat was 10
jaar geleden nog maar 5 mld. Ondanks de
ze sterke stijging is inde laatste 10 jaren de
belasting- en premiedruk ook nog sterk
gestegen maar zagen we het financie
ringstekort ook alleen maar verder toene
men. De periode ligt achter ons dat de
aardgasmiddelen als 'manna uit de hemel'
binnen kwamen en de uitgavenstijging van
de overheid mede konden financieren.
Voor de toekomst moeten we de over
heidsuitgaven weer aanpassen aan lagere
aardgasopbrengsten. Laten we dit achter
wege dan zal dit onherroepelijk tot verho
ging van de belastingtarieven moeten lei
den ten einde de overheidsinkomsten op
peil te houden.
De groeiende financieringsbehoefte van
de staat (dus de som van tekort en aflossin
gen) is een andere overweging om de over
heidstekorten te reduceren. In de Miljoe
nennota 1985 is berekend dat bij een te
kortvermindering van slechts een half pro
cent van het nationaal inkomen per jaar na
1986 de financieringsbehoefte zal stijgen