Minister Ruding: Verder ombuigen maakt investeren aantrekkelijker Langzaam komt de Nederlandse economie uit het diepe dal waarin zij aan het eind van de jaren zeventig en begin jaren tachtig terecht was gekomen. Naar verwachting zal de economische groei in 1985 zo'n 2 procent bedragen, een stijging die ook voor 1986 mag worden verwacht. Voor het eerst sinds jaren zal in 1985 weer sprake kunnen zijn van werkgelegenheidsherstel in het particuliere bedrijfsleven. Jarenlang is Nederland geconfronteerd geweest met teruglopende investeringen in het bedrijfsleven. In 1983 zien we een eerste herstel. De jongste CBS-cijfers tonen aan dat in de loop van 1984 een versnelling is opgetreden in de groei van de be drijfsinvesteringen. Het laatste kwartaal van 1984 laat ten opzich te van een jaar daarvoor een volumestijging zien van zo'n 8 pro cent. Voor de sector nijverheid is deze stijging zelfs 17 procent. Tegen de achtergrond van het herstel van de economie wil ik twee onderwerpen behandelen. Ten eerste: de ontwikkeling van de overheidsfinanciën, van belang omdat de overheid een groot beslag legt op de besparingen. En ten tweede de betekenis van die besparingen voor de financiering van het herstel van de investe ringen. Overheidsfinanciën drag van f 1 7 mld., f 12 mld. extra Rijksuit gaven zodat per saldo slechts sprake is ge weest van een 'netto' ombuiging van f 5 mld. in die periode. Dit is een duidelijke illustratie van de nood zaak van een betere begrotingsdiscipline teneinde de groei van de collectieve uit gaven te blijven beheersen. Dat betekent onder andere niet toegeven aan de aan drang van allerlei belangengroepen die ex tra uitgaven bepleiten en ook het wijzigen van zogenaamde openeinde-regelingen die budgettair te veel risico's bevatten. Voor 1986 rijst een beeld op waarin het bedrijfsleven zich verder kan ontplooien, maar waarin de sanering van deoverheids- Er wordt wel beweerd dat de sanering van de overheidsfinanciën het groeivermogen van de economie aantast en zelfs zou te genwerken. De cijfers die ik zo juist noem de geven naar mijn mening het tegendeel aan. Tegelijk met ombuigingen van over heidsuitgaven en vermindering van over heidstekorten zien we herstel van de eco nomie: economische groei en verbetering van de werkgelegenheid. Terugdringing van de collectieve sector is dan ook niet alleen een doel op zichzelf. Het is een be langrijke randvoorwaarde voor het eco nomisch herstelproces. Wie dat wil ont kennen heeft de lessen uit het recente verleden niet goed willen begrijpen. In het driesporenbeleid van het kabinet- Lubbers is het eerste spoor gericht op het terugbrengen van het financieringstekort tot 7,4 procent van het nationale inkomen in 1 986. Dat betekent ten opzichte van het bij het regeerakkoord veronderstelde te kort in het aanvangsjaar 1 982 een reductie van 4 procent-punten. Met de ervaringen van de afgelopen jaren weten we dat sane ring van de overheidsuitgaven een moei zaam verlopend proces is. Op zichzelf is dat een wat paradoxale situatie. Bij een collectieve sector met een omvang van niet minder dan 70 procent van het nationale inkomen, of meer dan f 260 mld., moet op het eerste gezicht relatief gemakkelijk zo'n f 7 a 10 mld. van de collectieve uitgaven per jaar kunnen worden bezuinigd. Na 4 jaar is de collectieve sector immers nog omvangrijk en blijft zij nog steeds één van de hoogste in de wereld. Toch blijkt het erg moeilijk de omvang van de collectieve uitgaven te beheersen en te voldoen aan de afspraken die het Kabinet bij zijn aantreden heeft gemaakt over de te kortreductie. Het probleem ligt niet zozeer in het tot stand brengen van de ombuigin gen die in het Regeerakkoord zijn afge sproken; die zijn ruimschoots gehaald. Het probleem is echter dat andere overheids uitgaven sneller stijgen dan eerder werd verwacht. Ik noem bijvoorbeeld de uit gaven in het kader van de EG, de Ooster- schelde, de individuele huursubsidie, de studiefinanciering en de exportkredietver zekering. Al met al staan in de periode 1 983 tot en met 1985 tegenover die ombuigingen welke ten gunste van het rijksbudget zijn gebracht en die zijn opgelopen tot een be- financiën veel inspanning vergt. Bij som migen merk ik een zekere gewenning aan de huidige nog steeds veel te hoge tekort- cijfers. Er wordt wel gemompeld dat het te kort terug moet, maar dan met geringe stappen per jaar. Want - zo is de redene ring - er is al zo veel gedaan en we zijn im mers al op de goede weg. Waarom hecht ik zo sterk aan de tekortreductie van het Rijk door middel van uitgavenverlaging. Uiter aard zou de overheid in 1986 de belastin gen kunnen verhogen. Dit alternatief is echter onwenselijk omdat het een aantas ting betekent van het economisch herstel. De belastingtarieven zijn in Nederland im mers reeds hoog, te hoog; dat vindt ook de minister van Financiën. Belastingverhogin gen wijs ik dan ook af voor 1 986. Toekom stige belastingverhogingen vind ik even min wenselijk. Maar dat zal wel de conse quentie moeten zijn wanneer onverhoopt de overheidstekorten te hoog zouden blij ven. Eens moet de rekening namelijk wor den betaald. Daarom moeten we afraken van de verslaving van het hoge tekort. Het kabinet en het Parlement moeten dan ook goed beseffen dat een te geringe tekort reductie een volgende periode van econo mische onevenwichtigheid inluidt en de

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1985 | | pagina 8