Kredietbeschikking MKB:
ondernemers
gedwarsboomd
Onderhandse kapitaalmarkt
heeft méér dan een
'facelift' nodig
Vervolg van pagina 3
lijkheid van veel grotere strekking is dan al
leen de middelenwerving. Deze heeft er
namelijk toe geleid dat niet alle groepen
van financiële instellingen onder dezelfde
omstandigheden behoeven te opereren.
De fiscale ongelijkheid met betrekking tot
het sparen geeft bijvoorbeeld levensverze
keraars ook voordelen ten aanzien van de
hypotheekverstrekking en de winstpoten
tie. Afgezien daarvan moet worden be
dacht dat deze opmerking van minister
Ruding betrekking heeft op slechts één
voorstel van de Rabobank. Het andere
daarmee samenhangende voorstel heeft
tot gevolg dat werknemers een gedeelte
van hun pensioenverzekering desgewenst
kunnen afsluiten bij een levensverzekeraar
of een bank. De potentiële spaarmarkt
wordt daarmee voor banken en ook voor
levensverzekeraars aanzienlijk groter.
Aan het eind van zijn toespraak deelde mi
nister Ruding nog mee dat eventuele ver
storingen ook weggenomen zouden kun
nen worden door beperkingen aan te bren
gen in bestaande faciliteiten voor institu
tionele beleggers. Het is wellicht goed erop
te wijzen dat het streven van de Rabobank
niet gericht is op het ontnemen van fiscale
faciliteiten aan anderen. Voorgesteld
wordt om de banken van dezelfde facilitei
ten gebruik te laten maken, zodat de mid
delenstromen zich evenwichtiger kunnen
ontwikkelen. Uitgangspunt is daarbij een
neutraal effect op de overheidsfinanciën.
Ook de Rabobank onderkent immers de
mogelijkheden en moeilijkheden van de
minister op dit punt.
De zaak zit toch curieus in elkaar. Het is on
derhand algemeen bekend dat de groei
van de economie voor een belangrijk deel
in de sector van het midden- en kleinbedrijf
zal moeten plaatsvinden. Logisch zou dus
zijn dat de overheid in haar beleid gericht
op het stimuleren van de economie daar
mee rekening zou houden. Het tegendeel
lijkt het geval. Staatssecretaris Van Zeil
van Economische Zaken namelijk is bezig
de Kredietbeschikking Midden- en Klein
bedrijf aan te passen. Niet in (overwegend)
positieve zin wel te verstaan.
De beschikking regelt het verlenen van
overheidsgarantie voor kredieten en lenin
gen aan kleine en middelgrote bedrijven.
Overheidsgaranties maken het mogelijk
om zakelijke initiatieven te financieren, die
niet aan de bancaire normen voldoen, maar
niettemin goede perspectieven in zich ber
gen. Het beroep op die garanties is de laat
ste jaren sterk gestegen. Dank zij staats
garanties wordt momenteel zelfs zo'n 10
procent van de investeringen in het mid
den- en kleinbedrijf mogelijk gemaakt. De
garantiekredieten hebben zich daarmee
tot een effectief instrument ontwikkeld ter
bevordering van de investeringen in het
midden- en kleinbedrijf.
Positief in de veranderingsvoorstellen van
de staatssecretaris zijn de maatregelen die
versnellend werken op de garantieproce
dure. Maar ronduit problematisch voor de
nieuwkomers in MKB-kringen is de aange
kondigde verhoging van zowel de garan
tieprovisie als de eigen vermogenseis. Bo
vendien wil Van Zeil de overheid niet langer
100 procent, maar nog slechts 90 procent
laten garanderen van de eventuele verlie
zen op het Bedrijfskrediet, de meest ge
bruikte vorm van garantieverlening.
Er behoeft niet aan getwijfeld te worden of
de staatssecretaris zal voor de drempelver-
hogende maatregelen wel zijn redenen
hebben. Aspirant-ondernemers zullen zich
evenwel vaker gedwarsboomd zien, ook al
zijn hun plannen hecht doortimmerd.
Voor dat laatste zullen wij als Rabobanken
onverminderd oog hebben en daarom zul
len wij ons steeds blijven beijveren oplos
singen te vinden voor creatieve, talentvolle
starters, ook indien deze door de beoogde
nieuwe beschikking gehandicapt zullen
worden.
Opgemerkt moge nog worden, dat de be
schikking tevens een einde zal maken aan
de bevoorrechte positie die tot nu toe aan
één bank in het zgn. eerste garantiecircuit
was ingeruimd. Dit juichen wij toe, want
daarin zien wij een erkenning dat ook an
dere banken, met name ook de Rabobank-
organisatie, een belangrijke rol bij definan-
ciering van het midden- en kleinbedrijf
spelen.
Onvrede met de bestaande situatie, maar
ook bezorgdheid omtrent de blijvend goe
de werking van de Nederlandse geld en
kapitaalmarkten waren de 'Leitmotiven'
die het hoofd van het Directoraat Geldbe
heer van Rabobank Nederland, dr. J. Th.
Adolfse, bewogen om een kritische be
schouwing te wijden aan de ontwikkelin
gen op de onderhandse kapitaalmarkt in
Nederland. Hij deed dat op een wélbe-
zocht, maar overigens rustig Beleggers
congres in mei jl. in Amsterdam en trok
daarmee de aandacht van de financiële
pers, maar vooral ook van de zogenaamde
marktpartijen.
Niet alleen de geldnemers, maar ook het
ministerie van Financiën, als monetaire
autoriteit belast met het goede functione
ren van definanciële markten, én de beleg
gers zelf kregen in zijn toespraak voorge
houden dat het op de onderhandse kapi
taalmarkt niet allemaal zo vlotjes loopt als
wel wenselijk zou zijn.
De markt is, uit zijn aard, ondoorzichtig,
maar dat behoeft niet zo sterk te zijn. De
geldverschaffers laten zich domineren
door grotere geldvragers. Vergeleken met
de openbare markt vinden vernieuwingen
op de markt niet of nauwelijks plaats en
ten slotte, de vaststelling van de prijs
niveaus is voor discussie vatbaar.
Wat bewoog deze ingewijde functionaris
van de Rabobank om zo van leer te trek
ken? Voor een deel werd dat hierboven
reeds aangegeven. Daar komt het volgen
de bij. De Rabobankorganisatie is op de
onderhandse kapitaalmarkt een zeer grote
partij. Afhankelijk van de conjunctuur is
onze organisatie somtijds een zéér grote
kapitaalverschaffer (bijvoorbeeld aan de
staat als grote 'slokop') dan weer zijn wij
zelf grote debiteur: de tijd dat wij onze
sterk groeiende hypotheekportefeuille op
de onderhandse markt moesten financie
ren ligt wel achter ons, maar nog niet zo
ver. Ten slotte bemiddelt onze organisatie
op deze markt via H. P. Verbist BV voor vele
honderden miljoenen guldens per jaar tus
sen institutionele beleggers en talloze
cliënten van onze plaatselijke Rabobanken
en van Rabobank Nederland. Tegen deze
achtergrond zijn de hartekreten die de
'penningmeester van de Rabobankorgani
satie' heeft geslaakt begrijpelijker.
Zijn pleidooi aan het slot van de redevoe
ring, voor de oprichting van een 'Vereni
ging voor de Onderhandse Kapitaalmarkt',
vergelijkbaar met de 'Vereniging voor de
Effectenhandel', vond onder het deskun
dig gehoor zoveel onthaal, dat tijdens en
nog weken na het congres, informatie
werd gevraagd en suggesties werden ge
daan omtrent aard, taken en plaats van een
dergelijke vereniging in het financiële be
stek in Nederland.
Zo'n vereniging zou als belangrijkste taak
dienen te hebben het waarborgen dat de
onderhandse kapitaalmarkt niet een twee
derangs markt wordt waar geldgevers en
geldnemers bij toerbeurt kiekeboe met el
kaar spelen. Het massieve optreden van de
centrale overheid, van de BNG, van Water-
schapbank enz. gezamenlijk, confronteert
ons thans reeds met belangrijke structure
le wijzigingen in het functioneren van de
geld- en kapitaalmarkten. De onderhandse
markt mag in deze grote aardverschuivin
gen niet ten onder gaan. Dan zou ons land
een juweel, dat vrijwel nergens ter wereld
de kapitaalmarkt zo mooi siert, verloren
zien gaan. Om dit te voorkomen was een
beetje heldere taal nodig. De positieve
reacties uit de financiële wereld waren
meer dan bemoedigend