at ons bezighoudt... Overheid, vergeet de coöperaties niet! hebben 'onder' hem ge diend. Laten we zo maar even de sprankelende toe spraak van prof. dr. F. W. J. Kriellaars verdraaien. Op de Algemene Vergadering, waar hij na 16 jaar terug trad als vice-voorzitter van de Raad van Toezicht, noemde Kriellaars dat vice- voorzitterschap zelf een ra re functie. Speels gaf hij een draai aan de coöpera tieve terminologie: die functie is volledige afhan kelijkheid met onbeperkte aansprakelijkheid. Kriellaars de gouden speld coöperatieve bankinstel ling! rende overheidsmaatregelen een coöpera tief equivalent kunnen krijgen. De kleerscheuren bij een failliete boedel Terecht heeft de overheid zich bezorgd ge toond over de verslechtering van de eigen vermogenspositie van het bedrijfsleven, zoals die sinds de jaren zestig aan de dag getreden is. Een bezorgdheid waaruit in re cente jaren een aantal wettelijke maatrege len zijn voortgesproten, die ten doel heb ben de versterking van het eigen vermogen van ons bedrijfsleven te bevorderen. Merkwaardig is dat de instrumenten, die de overheid voor dit loffelijke doel beschik baar stelt niet door alle soorten onderne mingen gebruikt kunnen worden. Met na me de coöperaties kunnen met geen dezer instrumenten ook maar iets doen voor de versterking van hun vermogenspositie. Im mers noch de Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen, noch de divi dendvrijstelling, noch de zogenaamde aangepaste A-kredieten zijn op de coöpe raties toepasbaar. De overheid heeft ken nelijk alleen de meer gebruikelijke onder nemingsvormen van NV en BV voor ogen gehad en is er aan voorbij gegaan dat de coöperatie als eigensoortige onderne mingsvorm een even legitiem verschijnsel is. Met name bij discussies in de afgelopen jaren over de vraag hoe door fiscale maat regelen het beleggen in risicodragend ver mogen te bevorderen, bleek de eigen structuur en problematiek van de coöpera ties geen aandacht te krijgen. Hier dreigt het gevaar van een zekere ach- M ier voortreffelijke voorzitters van de lr Raad van Toezicht Ondertussen had de heer Van Verschuer heel goed laten blijken wat iedereen in onze organisatie bij de naam Kriellaars weet en voelt: Kriellaars de meest constante persoon in de R.v.T. Kriellaars altijd alert, altijd met een goede kijk op de verhoudingen. Kriel laars, die als vice-voorzitter enkele malen moeilijke dis cussies voortreffelijk leid de. Kriellaars die een hoofdstuk in het boek 'Man en Paard' schreef. We zul len je erg missen, zei Van Verschuer, en dat is een un derstatement. Je kennis en ervaring missen, maar ook de vriendschap die je gaf en ontving. Onder warm applaus kreeg van de organisatie. En tot groot plezier van de hele vergadering kreeg hij ook een uitnodiging: om bin nenkort een Rabobank-ge- bouw te openen. Van Ver schuer was erachter geko men, dat Kriellaars in al die jaren nog nooit gevraagd was zo'n opening te ver richten. Zoiets zou je een frustratie kunnen bezor gen. Gelukkig kwam het bestuur van de bank Nue- nen te hulp en nodigde Kriellaars nu uit datgene te doen wat hij in zijn lange Rabobank-loopbaan altijd toch wel iets had gemist. Kriellaars was er verguld mee. Terugkijkend - hij werkte al mee aan het ge denkboek bij het 50-jarig bestaan - merkte hij in het kort drie dingen op: het aangaan van leningen werd in die jaren een steeds nor maler verschijnsel, de grote fusie is goed verlopen en ten volle geslaagd, en ten slotte: ook van buiten de agrarische kring moeten onze cliënten komen. En hij wilde het nu bij zijn af scheid openlijk zeggen: 'Geen enkel land ter wereld - ook China niet (met een buiging naar de Chinese gasten) - heeft zo'n goede fscheid werd er ook genomen van de heer T. Meijer Jzn. Deze heeft zijn sporen in de Rabobankorganisatie verdiend! Dertien jaar lid van de Raad van Toezicht en niet te vergeten 21 jaar lang voorzitter van de Rabobank Grijpskerk. Voor dit laatste had hij al de gou den speld mogen ontvan gen, maar die speld mag, aldus Van Verschuer, ook als het teken van dank ge zien worden voor uw grote verdiensten ten behoeve van de hele organisatie. Van Verschuer noemde Meijer representatief voor Groningen; nuchter, wijs, afstandelijk, maar ook emotioneel betrokken bij zijn werk. In zijn dankwoord zei Meijer, zijn functie al die ja ren met veel genoegen te hebben vervuld: 'Je bent er in de Raad van Toezicht echt bij betrokken, want je zit in het hart van de organi satie. Blijf de harmonie als basis van de samenwerking zien, dan zal ook ons be drijf blijven bloeien.' terstelling van een voor ons land, speciaal voor de land- en tuinbouw, belangrijke on dernemingsvorm. Dit te meer, omdat ook de land- en tuinbouw-coöperaties in deze tijd dringend behoefte hebben aan verster king van hun eigen vermogen. Gezien de eigen aard van de coöperatie is het niet al tijd mogelijk deze formeel met de andere ondernemingsvormen over één kam te scheren. Het principe 'gelijke monniken, gelijke kappen' veronderstelt namelijk ook, dat er verschil in monniken kan zijn. Het gaat echter niet aan de een wel een pas sende kap aan te bieden en de ander, i.c. de coöperaties, met ongedekte hoofden ver der te laten gaan. Het doet ons genoegen, dat binnen de kring van de Nationale Coöperatieve Raad deze zaak de aandacht heeft getrokken. Wij hopen, dat er van die zijde voorstellen ontwikkeld zullen worden, die de overheid op het pad zetten om de coöperaties op soortgelijke wijze als de andere onderne mingsvormen steun te geven bij hun stre ven naar een adequaat vermogen. In dit opzicht is er sprake van een zekere lacune, die de overheid op geëigende wijze zou moeten opvullen. Met het jongste SER-ad vies over de samenstelling van de raad van toezicht bij de grote coöperaties nog in ge dachten, menen wij er op te mogen ver trouwen dat ook de vermogensbevorde- De beëindiging van een bedrijf is voor iedereen die daarbij betrokken is, een ge beurtenis van belang. Zeker als die beëin diging veroorzaakt wordt door gebeurte nissen van buiten af, omdat de schuldei sers niet langer vertrouwen stellen in hun debiteur. Het ligt voor de hand, dat ge dwongen bedrijfsbeëindigingen de aan dacht trekken van een groep rond het be drijf en zijn eigenaar. Naarmate dat dit va ker gebeurt, neemt de aandacht die daarop gericht wordt toe. Dat het aantal faillisse menten de laatste vijf jaren explosief ge groeid is, is algemeen bekend. De cijfer- overzichten van de landelijke incasso- en informatiebureaus spreken op dit punt een duidelijk taal. In gelijke mate nam de pu blieke aandacht voor het verschijnsel fail lissement toe. Dit geldt eveneens voor de banken die - als financier - wel altijd enige vorm van betrokkenheid hebben bij faillis sementen, al was het alleen maar, omdat een groot deel van het vermogen van de failliet tot zekerheid aan de bank verbon den is. Ten onrechte wordt de bank nogal eens verweten zich in een uitzonderings positie gemanoevreerd te hebben en zon-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1985 | | pagina 2