Fiscale discriminatie
Aan nieuwe leningen werd een vrijwel ge
lijk bedrag als in 1983 verstrekt, waarbij
het totale uitstaande bedrag aan leningen
en kredieten aan de private sector steeg tot
f 81 miljard. Aan het eind van het jaar was
voor f 95 miljard aan middelen aan onze
organisatie toevertrouwd. Daarmee komt
de mijlpaal van f 100 miljard (1977 f 50
miljard) in zicht. Of deze mijlpaal reeds dit
jaar bereikt zal worden, is nog niet zo zeker.
Als we de verschillende balansposten be
kijken dan valt het op dat de kredietvraag
vanuit de agrarische sector in de loop van
het jaar 1984 geleidelijk aan afnam. De
oorzaak hiervan was duidelijk gelegen in
een verminderde vraag vanuit de melk- en
rundveehouderij als gevolg van de EEG-
maatregelen. Dit werd evenwel gecom
penseerd door een relatief hoog verstrek
kingsniveau in de woningsector, waar wij
ons marktaandeel konden vergroten. Aan
handel en industrie werd vrijwel evenveel
krediet verstrekt als in 1 983. Het herstel in
de vraag naar bankkrediet loopt hier in
sommige categorieën nog achter bij dat
van de investeringen. De ruime liquiditeits
positie stelt veel ondernemingen in staat
uit eigen middelen te financieren. Boven
dien wordt terecht prioriteit gegeven aan
verbetering van de vermogensverhoudin
gen. Dit leidde er ook toe dat bij Rabobank
Nederland de groei van de kredietverlening
wederom zeer beperkt was, met uitzonde
ring van het kantoor New York, alwaar we
er meer en meer in slagen toegang te krij
gen tot de markt voor internationale agrari
sche kredietverlening.
Na de teleurstellende groei van de toever
trouwde middelen in 1 983 was er in het af
gelopen jaar gelukkig sprake van enig her
stel. Dit is vooral toe te schrijven aan de
toename van middelen verkregen van be-
drijfsrelaties, zowel in rekening-courant als
op deposito. Ook de spaarmiddelen ver
toonden weer een zekere stijging, mede
doordat de introductie van het nieuwe
Spaarbankmodel de beperkte afkalving
van ons marktaandeel in de voorbije jaren
tot staan lijkt te hebben gebracht.
De in de komende jaren te verwachten ont
wikkeling op de markt voor bankbesparin-
gen geven echter weinig reden tot opti
misme. De aanwas zal gering blijven; ge
stegen gedwongen besparingen (voor
pensioenrechten en levensverzekeringen)
en fiscale ongelijkheden spelen hierbij een
grote rol. De prijs waarvoor wij als bank de
middelen moeten aantrekken stijgt vanwe
ge een verscherpende concurrentie, me
de veroorzaakt door nieuwe marktpartijen
die zich met een beperkt assortiment rich
ten op de aantrekkelijkste produkten en
cliënten in de spaarmarkt. Dit blijft natuur
lijk niet zonder gevolgen. Met name in de
particuliere markt komen de marges daar
door onder druk. Bedrijfseconomisch zul
len de banken hiertegen maatregelen moe
ten nemen, waarbij ik niet verwacht dat al
leen met efficiencyverbetering kan worden
volstaan.
Ook vorig jaar heb ik op deze plaats uit
drukkelijk gewezen op het wegzuigen van
besparingen bij de banken door andere
partijen. Ik heb daarbij zowel het opereren
van de Staat op de kapitaalmarkt aan de
orde gesteld, als de ongelijke fiscale be
handeling van de spaartegoeden bij de
banken ten opzichte van andere vormen
van gezinsbesparingen. Met enige tevre
denheid kan ik constateren dat de directe
concurrentie van de Staat met de banken
op de spaarmarkt aan kracht heeft inge
boet, zowel door het niet verder stijgen van
de financieringsbehoefte als met name
door het verlengen van de looptijden van
de staatsleningen. Dat nog langere loop
tijden ook uit andere hoofde noodzakelijk
zijn, is recent nog door zowel de Neder-
landsche Bank als het Ministerie van Fi
nanciën aan de orde gesteld. Ik wijs u er in
dit verband slechts op dat uitgaande van
een gemiddelde looptijd van 8 jaar en een
voortdurende reductie van het financie
ringstekort de terugbetalingen op de
staatsschuld in de volgende kabinetspe
riode meer dan het drievoudige (93 miljard
i.p.v. 29 miljard) zullen bedragen van die in
de huidige periode. Bovendien zal in de ko
mende jaren de rentelast nog aanzienlijk
stijgen.
Ten aanzien van de fiscale discriminatie
van besparingen bij banken ten opzichte
van die bij institutionele beleggers kan nog
geen wending ten goede worden gecon
Zestig maal op de
Algemene Vergadering.
Mr. J. L. A. M. Switzar,
voormalig hoofd van de
Rechtskundige Afdeling,
neemt het applaus in
ontvangst.