Vervolg rede minister Ruding boeren een bestaansbasis te geven en ze te steunen, is ten slotte zo'n instelling. Daar aan mee te helpen om de doelstellingen te realiseren, dat vind ik waardevol. Ik vraag me wel eens af, of de jongere generatie zich die afkomst nog wel voldoende realiseert. Die oorsprong heeft ook nu nog waarde, dat is zijn overtuiging. Natuurlijk moet je je za kelijk en concurrerend opstellen als bank, maar als je goed gedraaid hebt dan kun je nog wat doen als mensen, je leden, in de problemen zitten. Zo bezig zijn in een men selijke bank geeft Van Geloven veel voldoe ning. Van Geloven is present op de Algemene Vergadering in Utrecht, dat spreekt vanzelf. Hoe moet je nu tegen zo'n gebeurtenis aan kijken? Op de Kringvergaderingen is toch ai veel doorgesproken. Van Geloven: 'Kijk, de Kring adviseert, je hebt daarnaast ook over leggroepen als de TOC's en de CAAR, maar die hebben - strikt formeel - geen bestuur lijke taken. De Algemene Ledenvergadering wel, daar wordt goedkeuring gegeven aan het effectief gevoerde beleid. Dat ervaar ik echt a/s een belangrijk ogenblik in het Ver- enigingsgebeuren. 's Ochtends is Van Geloven met collega-be- stuurderen en directeur J. Looise per auto afgereisd naar Utrecht. Om 10.10 uur maakt het gezelschap zijn entree in de Irene- hal. Daar worden de geloofsbrieven over handigd en ontvangt men de stembiljetten, die echter die dag niet nodig zullen blijken te zijn. 'Als je binnenkomt, merk je meteen ook die andere functie van de Algemene Leden vergadering: je treft elkaar, herkent en spreekt mensen uit andere delen van het land. Dan voel je, dat je met elkaar bij één organisatie hoort. Dat geeft iets van een fa milieband. Met genoegen luistert hij naar de voorzitter van de Raad van Beheer die twee basisprin cipes autonomie en democratie met el kaar in verband brengt. 'Dat heeft hij prima verwoord. De banken moeten binnen hun autonomie zoveel mogelijk één lijn bewan delen, die je gezamenlijk hebt uitgestippeld. Bij die autonomie past een soort sociale con trole. Als Lardinois het jaar 1984 de revue laat passeren, stelt Van Geloven vast, dat er een goed jaar is afgesloten, en over 1985 is hij niet pessimistisch. Met de noodzaak van op leiden - een van de topics uit de rede - is hij het van harte eens. Het zal volgens hem de uitdaging zijn een algemeen opleidingsmo del naar alle plaatselijke banken in alle land streken te vertalen. Over de arbeidstijdver korting en opleiden: 'Opleiden is inderdaad een gedeelde verantwoordelijkheid, waarbij de opofferingen-in-tijd niet alleen van de werkgever hoeven te komen. De Chinese toespraak is een niet-alledaags gebeuren in deze vergadering. 'Het geeft wel aan dat we verder kijken dan de lands grenzen. Je leeft ten slotte met de hele we reld. En a/s het buitenland-gebeuren ten dienste staat van de eigen organisatie en haar leden, dan is dat een prima zaak. Tijdens de pauze verdwijnt Van Geloven in de drukte in en rond de stands, waar veel af delingen hun kennis en waren hebben geëxposeerd. Vooral de automatisering inte resseert hem. 'Het is toch wel goed, dat je je als bestuurder ook eens zelf kan oriënteren op het ruime aanbod van de centrale bank. Over de rede van minister Ruding is hij con tent. 'Milder dan anders. Maar wat komt er terecht van de gewenste gelijkschakeling van de fiscale behandeling van het sparen bij banken enerzijds en institutionele beleg gers anderzijds? Dat wordt afwachten. Na afloop van de vergadering reist Van Geloven met zijn gezelschap weer naar het Brabantse land. Onderweg zullen ze nog even aanleggen bij een restaurant om onder het genot van een etentje na te praten over de ervaringen van die dag. De locatie van het restaurant is nog niet precies bekend, maar het staat vast, dat het ten zuiden van de gro te rivieren zal zijn. PdMM worden gevonden. Voor een deel kan dit komen uit de verbeterde interne financie ringsmogelijkheden van de bedrijven zelf. Voor een deel zijn daarvoor derden als fi nanciers nodig. Zijn die te vinden? Daarbij wil ik wijzen op de volgende aspecten. Ten eerste is er het gevaar van het 'crow- ding out' effect - wegdruk effect - door het Rijk. Momenteel is het zo dat het Rijk 2/3 deel van het totale netto kapitaal marktaanbod van Nederland naar zich toe trekt. Zo'n grote vrager op deze markt heeft onherroepelijk renteverhogende effecten tot gevolg. Dit heeft tevens als consequen tie dat deze middelen niet beschikbaar zijn voor de zo broodnodige investeringen. Vooral als de investeringen verder zullen aantrekken kan hier een knelpunt ontstaan. Dit is de reden dat de overheid zich verder moet terugtrekken. Ten tweede zijn de contractuele bespa ringen, dus in de vorm van pensioen- en verzekeringspremies, sterk toegenomen, zowel absoluut als relatief, dat wil zeggen als aandeel van de particuliere besparin gen. De institutionele beleggers die deze besparingen ontvangen en beleggen, doen dit echter nog steeds in hoofdzaak in de risicomijdende sfeer en veel minder door het kopen van aandelen of obligaties in bedrijven of het verstrekken van lange kre dieten of onderhandse leningen aan be drijven. Daar komt bij, als derde belangrijke factor, dat in de afgelopen jaren, en ook nu nog, de reële rente abnormaal hoog is. Dit fe nomeen is zeer ongezond en met name na delig voor de schuldenaren: overheid en bedrijven. Een rentedaling van een punt le vert voor het bedrijfsleven op korte termijn al gauw f 1 a 1,5 mrd. op. Op langere ter mijn is zelfs sprake van een verdubbeling van het rente-effect. Het belang van rente daling kan ook op andere wijze worden geïllustreerd. Bij een daling van de (nomi nale) rente met zo'n 3,5 procent zijn over de periode 1981 naar 1984 de rentelasten voor het bedrijfsleven gedaald van 7 pro cent naar 5,5 procent van het nationaal in komen. Naast de rentedaling speelt hierbij natuurlijk ook de verbeterde vermogens positie een rol. De hoge reële rente levert echter niet-verwachte voordelen voor pen sioenfondsen en verzekeringsmaatschap pijen op. De reële rendementen op hun be leggingen zijn de laatste jaren - en naar verwachting ook in de eerstkomende jaren - immers hoger dan de rekenrente waar zij bij hun berekeningen vanuit gaan.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1985 | | pagina 12