3 uit 3000 Van Geloven: Bestuurder van een menselijke bank Besparingen een en ander aan de hand is. Ik noemde eerder in mijn toespraak al de teruglopen de aardgasbaten. Maar daarnaast moet worden verwacht dat ook de belastingop brengsten minder snel groeien dan het na tionale inkomen. Er is dus ook een endoge ne daling van de belasting- en aardgasin komsten van de overheid. Per saldo wil dat zeggen dat de collectieve lastendruk als het ware vanzelf daalt als aandeel van het nationaal inkomen. Er zijn dus helemaal geen maatregelen ter verlaging van de be lastingtarieven nodig om in die omstandig heden de collectieve lastendruk te laten dalen. Willen we de belastingtarieven om laag brengen, willen we het verschil tussen bruto en netto inkomen verminderen, dan moeten we dus extra maatregelen nemen. Dit betekent dat als we bovenop die vanzelf plaatsvindende endogene las tendrukdaling nog de belasting- en pre mietarieven willen verlagen, extra om buigingen nodig zijn. Eerst moet dus vol doende budgettaire ruimte worden ge creëerd. Anders zal een onaanvaardbare aanslag op het financieringstekort worden gedaan. Ik heb de indruk dat dit aspect nog wel eens wordt vergeten. Ik heb in mijn inleiding gezegd aandachtte willen schenken aan de overheidsfinan ciën, mede omdat de overheid zo'n groot beslag op de besparingen legt. Ik wil nu aandacht besteden aan de besparingen. In dit gezelschap zal ik dan ook iets zeggen over besparingen door middel van banken en door middel van institutionele be leggers. Met het aantrekken van de investeringen wordt het vraagstuk van de omvang van de besparingen weer actueel. De totale be sparingen in Nederland zijn als aandeel van het nationale inkomen aanzienlijk gedaald: in 1973 was dit aandeel, de spaarquote, 21,6 procent van het nationaal inkomen. In 1983 nog slechts 11,5 procent. Daarna heeft zich overigens enig herstel voorge daan, tot naar verwachting 14,5 procent in 1 985. Het is dringend gewenst dat de be drijfsinvesteringen weer zullen toenemen, dat het aandeel van de investeringen in het nationaal inkomen groeit. Van belang voor de werkgelegenheidscreatie zijn vooral de netto bedrijfsinvesteringen in vaste activa. Het aandeel van deze investeringen in het nationale inkomen is van 7 procent in 1973 teruggelopen naar slechts 2,4 pro cent in 1984. Als de investeringen aan trekken rijst dus de vraag waar de daarvoor benodigde financieringsmiddelen kunnen Vervolg op pagina 12, 3e kolom De heer J. M. J. van Geloven (55) is geboren en getogen in Budel. Daar is hij werkzaam als hoofd van de computerafdeling ('Finance Data Processing') van Budelco, de zinkfabriek ter plaatse. Al sinds 1951 werkt hij daar en in zijn loopbaan heeft hij de ontwikkelingen op het administratief en vooral organisatorisch terrein van nabij meegemaakt en begeleid. Die professionele kennis komt hem in zijn bestuursfunctie bij de Rabobank goed van pas. waarbij hij direct aantekent, dat het profijt wederzijds is. Met name de organisatorische en sociale aspecten liggen hem na aan het hart en het is vooral vanuit die invalshoek, dat hij het beleid van de bank beziet. Maar hij beperkt zich daar niet toe. Het blad 'Boer en Tuinder' is voor hem verplichte kost om met verstand van zaken mee te kunnen praten. Van Geloven is bestuurder pur sang. Dat wordt duidelijk als je de uitgebreide lijst be kijkt van maatschappelijke functies, die hij heeft bekleed. Lid van het schoolbestuur, het kerkbestuur, het bestuur van de bibliotheek en van de Gemeenteraad. Hij is echter realist genoeg om te stellen, dat je - wil je een functie goed vervullen - jezelf beperkingen moet opleggen. Toen hij dan ook gevraagd werd, zitting te nemen in het bestuur van de bank, heeft hij een aantal nevenfuncties af gestoten. Dat neemt niet weg, dat hij binnen de organisatie heel wat taken op zich heeft genomen; naast zijn voorzitterschap van het plaatselijk bestuur is hij lid van het kringbe- stuur, de Centrale Kring, de Stuurgroep CAO, de CA AR en de Interne Vacature bank. Die veelheid van taken zou niet goed te volbrengen zijn, als Van Geloven niet vrij wel al zijn vrije tijd in de bank investeert. Zelfs meer dan dat. Jaarlijks wordt globaal de helft van zijn verlofdagen opgenomen om noodzakelijke vergaderingen bij te wonen. Bij een bestuurder met een dienstbetrekking ligt dat nu eenmaal zo, maar het zou hem zeer welkom zijn, als daar vanuit de centrale bank rekening mee gehouden zou kunnen worden, bijvoorbeeld bij bestuurdersconfe renties. Toch heeft hij die energie er graag voor over: 'Instellingen, die ontstaan zijn uit een 'must' en die hun nuttigheid nog dage lijks bewijzen, moeten behouden worden. De Rabobank, die van origine bedoeld is om

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1985 | | pagina 11