Stevigheid en kwaliteit
Reorganisatie voorlichtings-
en adviesstructuur MKB
Accent op eigen rol bestuur
Vervolg van pagina 3
organisatie op deze wijzetwee 'typen' ban
ken kunnen ontstaan, de 'grote' die wel en
de 'kleinere' die niet aan de 'structuurbe
palingen' behoeven te voldoen. Ook dit
punt zal nog nadere bezinning vereisen.
Voor het overige verwachten wij in onze
kring geen echte moeilijkheden met de
aanpassing van de raden van toezicht aan
een wettelijke regeling overeenkomstig
het SER-advies. De verhouding werkge
vers-werknemers is bij onze banken en in
onze organisatie zodanig dat wij niet vre
zen voor een polariserende belangenstrijd
tussen beide. Integendeel, wij geloven, dat
een volgens het advies samengestelde
raad van toezicht zeer geëigend zal zijn om
het gemeenschappelijk belang van de coö
peraties en haar werknemers tot uitdruk
king te brengen.
'Dit resultaat stemt tot tevredenheid', zo
luidt het laatste zinnetje van ons Jaarver
slag 1 984. De reden staat in de voorlaatste
zin: 'De netto-winst kwam uit op f61 9 (v. j.
f 566) miljoen en hield daarmee ruim
schoots tred met de balansontwikkeling.'
Achter deze slotregels schuilt een beteke
nis, die toch wel iets dieper gaat dan we
aan dergelijke formele mededelingen uit
een verslag plegen toe te kennen. We mo
gen daaruit opmaken, dat de vermogens
positie van de Rabobankorganisatie in
1984 is versterkt. Dat is weliswaar geen
verrassing gezien ons jarenlange consis
tente beleid in dezen, maar het krijgt een
actuele waarde tegen de achtergrond van
het grote belang, dat in deze dagen aan de
stevigheid van het eigen vermogen - om
vang en kwaliteit - van banken wordt ge
hecht.
Duisenberg wees er in het jongste verslag
van de Nederlandsche Bank (DNB) met na
druk op, dat steeds meer de vraag aan de
orde komt of bij de toegenomen binnen - en
buitenlandse risico's de solvabiliteitsnor-
men voor het bankwezen nog wel als vol
doende aangemerkt kunnen worden. Het
Nederlandse bankwezen vertoont welis
waar een ruim solvabiliteitssurplus geme
ten aan de door DNB vereiste solvabiliteit,
er is reden dit surplus kritisch te bezien van
uit de internationale ontwikkelingen en de
aanhoudend hoge risico's van het bankbe
drijf. DNB is van oordeel, dat een verdere
versterking van de vermogenspositie van
de banken geboden blijft. De netto baten
moeten - aldus DNB - zo mogelijk door
een ruime rentemarge worden verbeterd,
de debiteurenrisico's o.m. door afstem
ming van de tarieven op de risicograad
worden teruggebracht en de tariefstelling
met name voor het betalingsverkeer moet
meer dan thans kostendekkend worden.
Daarnaast pleit DNB voor voortgaande do
taties aan de VAR en voor het waarnemen
van de mogelijkheid om ook bij een terug
houdend dividendbeleid het vermogen re
gelmatig door aandelenemissies te vergro
ten.
Met dit laatste doelt DNB kennelijk ook op
een verbetering van de kwaliteit van het
eigen vermogen. Het zeer veelvuldig ge
bruik om het eigen vermogen door uitgifte
van achtergestelde leningen (z.g. kapitaal
obligaties) te vergroten, drukt toch enigs
zins de waarde van dit vermogen. Overi
gens is dit punt niet op de Rabobank toe
passelijk, omdat wij immers geen aandelen
kennen en ons aansprakelijk vermogen
slechts voor een zeer gering deel (minder
dan 1 uit achtergestelde leningen be
staat. De overige aansporingen van DNB
sluiten geheel aan bij het beleid, dat wij als
Rabobankorganisatie voorstaan en plegen
te voeren.
Hoewel de vermogenspositie van de Rabo
bankorganisatie een veilige is, onderken
nen wij de voortdurende noodzaak op die
veiligheid bedacht te blijven. Dit moge wel
geen exclusieve Rabo-eigenschap zijn, het
is in ieder geval van ouds eigen aan het
coöperatief bankieren dat wij gewend zijn.
Dat is dan ook de reden waarom ons jaar
verslag zich 'tevreden met het resultaat'
kan vertonen. Leden en cliënten van de
Rabobankorganisatie moeten er voor alles
op kunnen rekenen, dat wij een veilig en
betrouwbaar adres voor hun geld zijn.
Door staatssecretaris Van Zeil van Econo
mische Zaken wordt al enige tijd gestu
deerd op een reorganisatie van het voor
lichtingsinstrumentarium voor het mid
den- en kleinbedrijf. Dit heeft inmiddels
geresulteerd in een plan van aanpak, dat
onder meer is voorgelegd aan de betrok
ken adviesinstanties.
Helaas hebben de banken op geen enkele
wijze hierover bericht ontvangen. Een
merkwaardige omissie gelet op de grote
betrokkenheid van de banken bij het ad-
viesgebeuren rond het midden- en klein
bedrijf. Juist daarom hadden de banken
mogen verwachten, dat zij mee als eersten
op de hoogte gesteld zouden worden van
de adviesdiensten nieuwe stijl. Al was het
alleen maar omdat zij dan hun eigen rol
daar op hadden kunnen afstemmen in het
belang van het midden- en kleinbedrijf.
Jammer is ook, dat niet alle overheidsin
stanties die een rol spelen bij de advisering
of ondersteuning van het midden- en klein
bedrijf bij de reorganisatie zijn betrokken.
Wij denken dan aan de Rijks Nijverheids
Dienst die in het industriële midden- en
kleinbedrijf een rol speelt die verder gaat
dan een louter technische advisering.
Inmiddels is via allerlei publikaties al wel
het een en ander naar buiten gekomen over
de plannen van de staatssecretaris. Be
langrijkste wijziging is, dat de aanbodsub
sidie wordt omgezet in een vraagsubsidie.
Het is nu zo, dat subsidie wordt verleend
aan de voorlichtende organisaties die ad
viezen geven aan ondernemers. In de nieu
we opzet moet de adviesvragende onder
nemer zelf een verzoek om subsidie indie
nen. Daarbij is de ondernemer vrij te kiezen
uit de geregistreerde adviseurs, die aan be
paalde kwaliteitseisen moeten voldoen.
Uitgangspunt bij de reorganisatie is, dat de
overheid terughoudend moet zijn t.a.v.
eigen en gesubsidieerde adviesdiensten.
Het beleid is erop gericht de ondernemer
minder afhankelijk te maken van over
heidshulp, en deze alleen toe te passen als
het afzonderlijke bedrijf deze echt nodig
heeft. Als zodanig is een reorganisatie van
de adviesdiensten een goede zaak. Niet al
leen komen de 'gemeenschapsgelden' dan
beter op hun plaats, ook de betrokkenheid
van de adviesvragende partij bij het advies
proces wordt groter. Het plan van aanpak
houdt echter het gevaar in zich van een
nieuw bureaucratisch systeem dat het ad-
viesvragen onnodig bemoeilijkt en de uit
voering van onderzoeken vertraagt.
Of de plannen van de staatssecretaris per
saldo een verbetering, dan wel alleen een
verandering in zullen houden, zal de toe
komst leren. Het is echter wel gewenst dat,
naast de adviesdiensten zelf, alle betrokke
nen (banken, accountants) tijdig worden
geïnformeerd.
De coöperatieve rechtsvorm van Raboban-
ken belegt, uit haar aard, grote verant
woordelijkheden en omvangrijke bevoegd
heden bij statutaire organen, welke zijn ge
kozen door de leden. Deze statutaire orga
nen zoals Bestuur en Raad van Toezicht
zijn steeds ter zijde gestaan door de pro
fessionele bankdeskundigheid van hun di
recties en medewerkers en door de techni
sche en organisatorische ondersteuning
vanuit Rabobank Nederland. Dit betekent
echter niet dat daarmee de functie en de rol
van een Bestuur of Raad van Toezicht
slechts een 'formele' aangelegenheid is
geworden en dat de feitelijke rol van het
Bestuur en de Raad van Toezicht is gele
gen in het uitsluitend fungeren als 'klank
bord' en 'praatpaal' voor de directies. De
volledige verantwoordelijkheid voor het
gekozen beleid van de bank en de daarmee
verband houdende beslissingen zijn en
blijven voor rekening van het Bestuur, ter-