agboek van rn kassier
Compromisbereidheid
34
kele tientallen tuinders in Nederland op kolen stoken. Het
landbouwbedrijfsleven is het hiermee niet eens. In de toe
komst zouden weieens meer tuinbouwbedrijven kunnen
overschakelen op kolen. Uit milieu-oogpunt is dit minder
gewenst. Bovendien kosten kolen ons land deviezen. Te
gen deze achtergrond acht het Landbouwschap een aard
gasprijsniveau gewenst, dat de omschakeling naar kolen-
stook niet extra bevordert. Zo'n prijs zal weinig hoger mo
gen liggen dan de huidige 42 a 43 cent en zeker niet op de
48 a 49 cent, een niveau dat afgeleid kan worden van de
olieprijsontwikkeling.
De Europese Commissie maakt er voorts bezwaar tegen
dat de tuinbouwgasprijs lager ligt dan de gemiddelde
prijs, die de Nederlandse industrie betaalt. De Neder
landse telers stellen daar tegenover dat met de 2,5 mil
jard m3 aardgas die de 8000 tuinders jaarlijks verstoken,
deze sector niet met een gemiddelde industrie vergeleken
mag worden. Ook binnen de industrie bestaan prijsover-
eenkomsten die ver onder het gemiddelde liggen. Deels
zijn deze bedongen bij de vestiging van deze bedrijven in
Nederland, zoals bijvoorbeeld geschiedde bij de vestiging
van enkele grote industrieën. Overigens wordt ook in ons
omringende landen een zeer gedifferentieerd energie-
prijsbeleid gevoerd, onder meer ten aanzien van de elektri
citeitstarieven. Bij de procedure voor het Europese Hof
kunnen al deze aspecten op tafel komen. Het is geen ge
makkelijke taak voor het Europese Hof in deze mêlée van
belangen een rechtvaardig oordeel te vellen. Wellicht dat
daarmee de bereidheid tot een politieke compromisoplos
sing toeneemt. Voor de tuinbouw is daarbij van belang dat
ten aanzien van de gasprijzen voor een wat langere perio
de dan 1 jaar zekerheid wordt geboden.
Het schudden van het scheerschuim, het poetsen van de
tanden en het borstelen van de schaarse haren, ziedaar zo
ongeveer de maximale motoriek die ik in de vroege ochtend
kan opbrengen. U kunt dus begrijpen dat ik met enige af
standelijke nieuwsgierigheid in de grote recreatiezaal van
ons bejaardenoord zat te wachten op het allereerste min of
meer openbare optreden van een aerobic dansclub.
Samengesteld uit de jongste dames van dit huis, waar de
gemiddelde leeftijd toch redelijk 'boven Drees'ligt, beloofde
het clubje plaatselijke geschiedenis te maken. Het was pas
na enige aarzeling en na consultatie van het dagelijks be
stuur dat de directie had toegestaan de dames op het pro
gramma te zetten. Maar omdat Ons Genoegen een vrij kort
toneelstuk op haar repertoire had en men de pauze, waarin
koffie, gebak en verrassing van de bank, niet eindeloos kon
laten duren, bleek het een welkome vondst.
De gekozen muziek was een tikkeltje rustiger dan je wel
eens zo tussen zeven en acht op de televisie hoort en ziet.
Maar het optreden van de dames had toch het van ditzelfde
medium welbekende effect, dat bijna iedereen in de kortste
tijd zat mee te wiebelen op de stoelen of minstens met stok
of kruk de 'beat' stevig ondersteunde.
Groot enthousiasme op het podium waar je die aerobische
dames nauwelijks meer de leeftijd afzag, vooral toen halver
wege een gezamelijke giechel bui tot enige ritmestoornissen
leidde. De geestdrift in de zaal was op enig moment zo groot,
dat een vlak achter me gezeten heertje ruimschoots boven
de muziek uitkwam met een donderend: 'Zet 'm op
meiden!'
En omdat het niet alleen een schriel mannetje was, maar de
lafaard ook nog achter me wegkroop toen de mensen om
ons heen naar de geluidsbron zochten, werd ik uiteraard
voor de schreeuwlelijk aangezien.
De meesten lachten, maar het blauwgespoelde grijze koppie
voor me, dat zich had omgedraaid, siste me verontwaardigd
toe, dat het een schande was en dat ik geen fatsoen in mijn
lijf had om zulke dingen te roepen, dat het niet passend was
voor een heer en dat ze zoiets dus van mij wel had verwacht.
Niemand minder dan mevrouw Fretstraten bleek eigenares
se van de onaangename stem, die mij zulke onterechte ver
wijten maakte. Vroeger heb ik haar nog wel eens ten tonele
gevoerd in deze kolommen, maar sinds zij naar dit bejaar
denoord verhuisde, frequenteert ze daar de wekelijkse zit
ting in plaats van mijn balie. Maar ze was me niet vergeten,
dat bleek wel de volgende middag toen Thea me vertelde dat
mevrouw voor het eerst sinds jaren weer de bank de eer van
een bezoek had aangedaan. Ze bleek aan de dames uit
voerig verslag te hebben gedaan van mijn vermeende wan
daad en had op hoge toon een klachtenformulier verlangd
met de mededeling, dat ze me nog wel zou krijgen.
En hier zit ik nu. Al dagenlang nagelbijtend van de zenuwen
te wachten op bericht uit Utrecht, waar het klachtenformu
lier ongetwijfeld reeds is ontvangen.
Heren, daarginds in uw glazen paleis der gerechtigheid, laat
mij niet te lang in martelende onzekerheid en vertel me wat
haar klacht behelst.
Is het die enthousiaste kreet van mijn achterbuurman op de
toneelavond of is het iets anders. Want eerlijkheidshalve
moet ik vertellen dat ik haar toen heb toegevoegd dat zij
nooit deel uit zou kunnen maken van een dansgroepje, om
dat het enige lenige lichaamsdeel dat ze bezat haar giftige
tong was.
En a/s ik daarvoor dan toch gestraft dien te worden, wil dan
het bestuur voorstellen mij te verbannen van hier. Maak me
beheerder van het nieuwe kantoor in Parijs en laat me daar
als passende boetedoening de lente beleven. Oh, la-la-la, zet
'm op jongens.
Cas Sier