De pot verwijt de ketel
28
van de kwaliteit staat en valt met de mate
van overeenstemming over economische
aangelegenheden. Om deze reden zal een
openlijk, desastreus handelsconflict, zoals
tijdens de Grote Depressie van de jaren
dertig, vermoedelijk vermeden kunnen
worden. Een handelsoorlog, die overigens
niet beperkt zou blijven tot agrarische pro-
dukten en die belangrijke gevolgen zou
hebben op het terrein van de Westeurope-
se buitenlandse politiek. De belangrijkste
vraag is dan ook hoe een lange-termijnop-
lossing gevonden kan worden, waarbij de
huidige inefficiënties en irritaties zoveel
mogelijk beperkt worden. Afgaande op de
na-oorlogse ontwikkelingen bestaan er re
denen om enigszins pessimistisch te zijn.
De huidige tegenstellingen zijn namelijk
geen tijdelijk verschijnsel en dateren niet
van vandaag of gisteren. De enige reden
dat het conflict thans veel sterker oplaait, is
dat Europa sinds het einde van de jaren ze
ventig een directe concurrent van de Ver
enigde Staten is geworden op de wereld
markt voor granen, vlees en zuivelproduk-
ten.
De Verenigde Staten klagen steen en been
over de huns inziens sterk protectionisti
sche aard van het Europese Gemeen
schappelijke Landbouwbeleid, met name
over de exportrestituties van de EG. De pot
verwijt de ketel dat hij zwart ziet, want de
Europeanen hebben veel van de Amerika
nen geleerd op dit terrein. In feite hebben
de Europeanen hun landbouwbeleid van
de Verenigde Staten gekopieerd. De over
heid daar heeft de Amerikaanse boer sinds
de Grote Depressie van de jaren dertig
consequent afgeschermd van buitenland
se concurrentie, dank zij een batterij van
handelsbeschermende maatregelen: im
portquota, gezondheidsvoorschriften, pre
ferentiële handelszones, monopolistische
handelsraden, vrijwillige exportbeperkin
gen, informele kartels, etc. In 1983 streken
de 2,4 miljoen Amerikaanse boeren ruim
1 8 miljard prijssubsidies op, terwijl hun
8 miljoen Europese collega's 16,5 mil
jard ontvingen. Tot 1955 waren de Vere
nigde Staten zelfs in openlijke overtreding
van de door hen ondertekende GATT-ak-
koorden.
De Amerikanen contingenteerden de in
voer van zuivelprodukten, zonder tegelij
kertijd, zoals de GATT-overeenkomst ge
biedt, hun binnenlandse produktie aan een
gelijksoortige beperking te onderwerpen.
In 1955 sanctioneerde het GATT uit pure
machteloosheid deze schending, in de
vorm van een zogenaamde 'vrijstelling', die
echter uitsluitend kan worden verleend
voor 'uitzonderlijke situaties'. Blijkbaar is
volgens de Amerikanen aan deze 'uit
zonderlijke situatie' tijdens de afgelopen
dertig jaren nog steeds geen einde ge
komen.
Als de belangrijkste deelnemende partij in
het GATT de invoer van landbouwproduk-
ten mag beperken zonder daardoor in
strijd met de bepalingen van de overeen
komst te handelen, kan van de andere
deelnemende partijen moeilijk verwacht
worden dat zij hun invoer van landbouw-
produkten in sterke mate zullen liberalise
ren. In 1979 hebben de Verenigde Staten
tijdens de Tokio-ronde van het GATT dan
ook concessies moeten verlenen aan de
EG. Als belangrijk resultaat van de Tokio-
ronde geldt volgens de EG, dat exportresti
tuties op granen van de Gemeenschap niet
worden veroordeeld als hiermee een 'billijk