man zijn licht zowel bij de centrale bank en als stagiair bij verscheidenene lokale Rabo- banken heeft opgestoken, tot de uitspraak komt, dat 'men'de bovenliggende structuur nog al eens laat prevaleren boven de onder liggende. Daardoor wordt 'op zijn zachtst gezegd de indruk gewekt van een topzwaar geheel en de vraag is in hoeverre dit de gang van zaken juist weergeeft of mag weerge ven'. Hij constateert dat die bovenliggende structuur goed functioneert en 'behoorlijk leeftmaar dat de onderliggende aan bloed armoede lijdt. Is dat een zwakte, die in de hand gewerkt wordt doordat we (te)veel aandacht aan het bovenliggende en (te) wei nig aan de onderliggende structuur beste den? Bij de scribent komt de gedachte op, dat de verhouding tussen de 'oorspronkelij ke' (tweedelige) structuur en het huidige praktisch functioneren daarvan nogal scheef gegroeid is. Deze scherpzinnige diagnose spreekt mij aan. Al was het alleen maar omdat hij bij enig doordenken de plaatsen aangeeft waar we onze bijzondere aandacht aan moeten gaan wijden. Dergelijke 'zwakke' plekken waren trouwens in ander verband al eerder onderkend. Ik aarzel ook niet om de diagno se in grote lijnen juist te achten, maar dan wel met enige verklaring mijnerzijds. An ders zou te gemakkelijk het 'zie-je-wel-ef- fect' ontstaan, waardoor het hele odium van het scheef groeien op de drukkende boven liggende structuur wordt gelegd. Inderdaad, er zijn twee structuren. De oudste en eerste in rang is die van de plaatselijke Rabobanken. Noem dat de onderliggende structuur, maar vergeet niet dat het nog altijd de basisstruc tuur, de ruggegraat in onze organisatie vormt. In volgorde daarna komt de bovenlig gende structuur. Al die plaatselijke coöpera tieve banken zagen in dat zij in het belang van hun eigen voortbestaan bepaalde din gen samen moesten doen. Daartoe vorm den zij een overkoepelende landelijke coö peratie, de centrale bank, die wij nu als Rabobank Nederland kennen. Geen vraag stuk van de kip of het ei. De plaatselijke ban ken waren er het eerst en hun centrale bank kreeg uiteindelijk geen andere taak dan het dienstbaar zijn aan de belangen van die plaatselijke banken en de organisatie die zij vormden. Structureel is dat thans nog niets veranderd na meer dan 85 jaar. Het is waar, die bovenliggende structuur is in de loop der tijden wel voller, hechter en ook meer zichtbaar geworden. In dat opzicht is ze uiterlijk ook nauwelijks meer te verge lijken met wat in het werkstuk als de 'oor spronkelijke' structuur wordt aangeduid. Echter: kon het anders? Mocht het anders? Daar gaat het om. Natuurlijk, het had anders gekund. Dan hadden we echter ook de kon sequentie moeten trekken, dat onze banken zonder de steun van een intensieve samen werking en zonder de voortrekkersrol van hun centrale bank als los zand aan de uitda gingen van de veranderde tijden waren overgeleverd. Hoevele van de 942 levens krachtige Rabobanken zouden 1985 heb ben gehaald? Daarom: het mocht niet an ders. Wij, coöperatieve banken, moesten ie der in eigen belang steun bij elkaar zoeken door landelijke samenwerking. Die boven liggende structuur van nu is een rijk bezit! Heeft dat rijke bezit ons het andere rijke be zit - de onderliggende structuur - min of meer doen verwaarlozen?De ABO-man van het werkstuk denkt het en hij zal wel gelijk hebben. Want ons coöperatieve werken aan de 'bovenkant' eiste zoveel aandacht en energie, sprong zo in het oog, dat we onwil lekeurig en onbedoeld onze lokale coöpera tieve structuur als een oud meubelstuk zijn gaan beschouwen. Het is er, je bent er aan gewend, je wilt het ook niet missen, maar je ziet het niet meer. De onderliggende struc tuur raakte in een sluimerende toestand. Onze leden en cliënten, die eigenlijk de voor naamste dragers van die structuur moesten zijn, verloren het inzicht in de betekenis er van. Zo'n meubelstuk-functie is onze basis structuur onwaardig. En gelukkig, als Rabo- bankorganisatie hoeven we daar ook niet in te berusten. Allereerst zouden we de al dan niet vermeende druk van de bovenliggende structuur kunnen wegnemen, door het loka le niveau meer te laten meeleven en -den- ken met het landelijke niveau. De Centrale Kring en de Kringvergaderingen zijn toch een trait d'union tussen de twee onderschei den coöperatieve structuren? Laten deze or ganen eens nagaan of zij eventueel door een andere werkwijze niet sterk kunnen bevor deren, dat ook de basis van onze organisatie meer betrokken wordt bij wat er op het bo- ven-lokale vlak gebeurt. De voornaamste taak ligt echter bij de lokale banken zelf. Daar moeten in de eerste plaats de banden met de leden en de cliënten gelegd en on derhouden worden. Zakelijk maar ook coö peratief organisatorisch. Wie voor de slui merende toestand oog heeft gekregen, ont dekt snel dat het de moeite waard is, daar verandering in te brengen. Teruggaan naar het verleden, naar de 'originele' structuurbeleving, is ondoenlijk. Een ledenbetrokkenheid als-idealiter-vroeger zou hebben bestaan tussen het kleine plaatselijke boerenleen- bankje en zijn leden, is in de moderne tijd praktisch ondenkbaar. De mensen zijn met hun interesses sterk veranderd. Maar niets staat ons in de weg om ook op lokaal niveau onze basisstructuur uit te dragen en te laten zien wat wij als coöperatieve bank voor staan. Dat sterkt de betrokkenheid, en zal daardoor meteen de belangstelling voor het 'structurele', het 'organisatorische' van onze coöperatieve banken stimuleren. Ook al zal de overgrote meerderheid van de leden geen algemene vergadering bezoeken, een be duidende kern zal er gaan verschijnen. Maar laat de thuisblijvers wei weten, dat ook zij welkom zijn! Het is stimulerend dat uitgerekend een jon gere, 'aankomende' Raboman in zijn werk stuk deze dingen aandraagt. Reanimeer het sluimerende, zo schreef hij, dan krijg je weer een goed evenwicht in het coöperatieve van onze banken en organisatie. De schijnwer per moet sterker dan tot dusver op onze lo kale structuur en haar werking worden ge richt. Dat is nu precies een zaak die in onze struc tuur door het landelijke aan de basis, het lo kale moet worden overgelaten. Want daar moet de schijnwerper staan en worden ge hanteerd. Te belichten is er genoeg. De huidige bezin ning over coöperatief bankieren biedt inte ressante, actuele openingsbeelden. Maar wij zelf en anderen zullen ook de soms half vergeten plaatjes van de oude basisstruc tuur gaan herontdekken door ze opnieuw te belichten. JRH

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1985 | | pagina 5