Theorie en p van de Europese landbouwinkomens andbouwcommentaar 'De inkomens in de Nederlandse land en tuinbouw het hoogst' luidden enige weken geleden de koppen op de voor pagina's van de kranten. Dit naar aan leiding van het verslag 1984 van de Europese Commissie over de toestand van de landbouw in de Gemeenschap. De Europese Commissie brengt jaar lijks zo n verslag uit. Daarin wordt aan gegeven wat er het afgelopen jaar zoal is gebeurd met betrekking tot het land bouwbeleid. Dit jaar vormde dit verslag een boekwerk van 436 pagina's, met 250 pagina's tabellen over de markten, prijzen, produktie, consumptie, enzo voorts. Toegevoegde waarde Theorie en praktijk Gelukkig worden de tabellen voorafgegaan door enkele goed leesbare hoofdstukken waarin een meer algemene beschrijving wordt gegeven van de landbouwontwikkeling in de Gemeenschap. Dit jaar een drietal interessante onderwerpen: de inkomensverschillen in de landbouw in de Gemeenschap, de vooruitzichten tot 1990 wat vraag en aanbod van landbouwprodukten betreft en de invoer van landbouwprodukten in de Gemeenschap. Over de Ir. J. H. Egberink laatste twee onderwerpen zal ik een volgende keer be richten. Om inzicht te verschaffen in de inkomensontwikkeling in de land- en tuinbouw heeft de EG een landbouwboek houdnet opgericht voor alle lidstaten. In dit netwerk zitten 40 000 bedrijven, verdeeld over verschillende gebieden en produktietakken. In deze dwarsdoorsnede van de Euro pese landbouw komen ca. 1100 Nederlandse land- en tuinbouwbedrijven voor. Het Landbouw Economisch Insti tuut (LEI) verzorgt het verwerken van de gegevens voor Nederland. De overzichtgegevens van de EG lopen meestal enkele ja ren achter. In het EG-verslag over 1 984 zijn de bedrijfsuit komsten verwerkt van het boekjaar mei 1 981 mei 1 982. Voor beoordeling van de inkomenssituatie op dit moment zijn de gegevens niet geschikt. In de meeste produktietak ken variëren de prijzen van jaar tot jaar. Verder spelen de weersomstandigheden en daarmee de kostenverschillen een grote rol. Bovendien is er sinds 1 981/1 982 het een en ander in het Europees landbouwbeleid veranderd. Het prijsbeleid is krapper geworden, de superheffing en de in- terimwet 'beperking varkens- en pluimveehouderijen' zijn inmiddels van kracht. Onder inkomen verstaat de EG de beloning voor de inge zette arbeid, kapitaal en grond. In vaktaal heet dat 'bedrijfstoegevoegde waarde'. Het is nogal een theore tisch begrip. Met de werkelijk betaalde rente en pacht wordt geen rekening gehouden. Dat werkt ten nadele van de bedrijven met veel vreemd vermogen. Inkomsten van buiten het bedrijf, zoals in verschillende EG-landen uit toe-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1985 | | pagina 32