Beweging F "I I ■- inhoud van het bankentoezicht in de lidsta ten nog sterk verschilt en er bij de vergelijk baarheid van cijfers dikwijls vraagtekens kunnen worden geplaatst, zijn nog geen normen ontwikkeld. Derhalve worden de verhoudingsgetallen nog slechts voor ob servatiedoeleinden aangewend. Het is uitdrukkelijk de bedoeling om het toezicht op de banken in Europees verband op den duur zoveel mogelijk volgens uni forme richtlijnen te laten verlopen. Wan neer die situatie eenmaal is bereikt - een zaak van lange adem - winnen de waarnemingsratio's uiteraard aan beteke nis. Een stap op weg naar een identiek toe zicht is, dat de lidstaten verplicht zijn om met ingang van 1 juli 1985 een toe zicht op geconsolideerde basis mogelijk te maken. Deze verplichting is de reactie van de Europese Gemeenschap op de door het 'Cooke-committee' aangegeven voorkeur voor de toepassing van het consolidatiebe- ginsel. In het maandblad Rabobank 84/5 is reeds uitvoerig ingegaan op de precie ze inhoud en de berekening van de waar nemingsratio's. Daarom wordt thans volstaan met de aan dacht te vestigen op het zeer grote belang voor de banken in ons land en vooral voor onze organisatie, van de wijze waarop de hypothecaire leningen zullen worden inge- wogen bij het Europese solvabiliteitstoe- zicht. Daaromtrent bestaat voorshands on duidelijkheid. Zoals bekend is de solvabili- teitseis voor hypothecaire uitzettingen in ons land (3V5 procent) beduidend lager dan die voor overige uitzettingen in de pri vate sector (9 procent). Bij de waarne mingsratio's zou in beginsel van een gelij ke solvabiliteitsbelasting voor beide cate gorieën sprake zijn. Vooralsnog is de mo gelijkheid aanwezig een duidelijk lagere weging voor de hypothecaire uitzettingen te hanteren. Naar onze mening moeten de solvabiliteitseisen een weerspiegeling zijn van de risico's die aan de betrokken uitzet tingen zijn verbonden. Omdat naaronze in druk de risico's bij hypothecaire uitzettin gen aanzienlijk lager zijn dan bij de overige uitzettingen in de private sector, is de lage re weging voor ons eigenlijk een vanzelf sprekendheid. Bij de solvabiliteitstoetsing zijn niet alleen de eisen op de verschillende soorten uit zettingen van belang, maar ook de definitie van het eigen c.q. aansprakelijk vermogen. Het meest in de aandacht staande aspect van de tweede bankenrichtlijn, die thans in voorbereiding is, is de vermogensdefinitie. In dit verband is met name de behandeling van achtergestelde leningen en de leden aansprakelijkheid nog onduidelijk. Voor de in ons land gevestigde algemene ban ken is zeer wezenlijk in welke mate achter gestelde leningen zullen mogen worden meegeteld. Immers, van het zichtbaar aan sprakelijk vermogen van de algemene ban ken betreft ongeveer 1/3 deel achterge stelde leningen. Voor onze organisatie is relevant in welke mate de ledenaansprake lijkheid als component van het eigen ver mogen zal mogen worden meegeteld. Door de Nederlandsche Bank wordt de aansprakelijkheid van de bedrijfsleden voor een belangrijk deel als zodanig er kend. Het is onzeker of in Europees ver band in dezelfde mate begrip voor dit fun damentele kenmerk van de op coöperatie ve leest geschoeide banken zal worden ge toond. Het weerstandsvermogen van de banken in ons land ligt besloten in de op telsom van het zichtbaar vermogen en het vrije gedeelte van de voorziening algeme ne risico's. Met betrekking tot de laatstge noemde heeft de Europese Commissie het voorstel gedaan, deze toe te staan tot een maximum van 5 procent van de vorderin gen op cliënten en kredietinstellingen, ten einde al te grote schommelingen in de ge publiceerde resultaten te vermijden. Dit voorstel wordt momenteel bestudeerd door een aantal experts van de Raad van Ministers. Hoewel directeur-generaal Henriksen op de Luxemburgse conferentie aangaf dat bij de werkzaamheden in Europees kader slechts zeer langzaam vooruitgang wordt geboekt, was hij zeker niet pessimistisch. Vanaf 1 977 is volgens hem enige versnel ling in de ontwikkelingen waarte nemen en hij verwachtte dat deze zal aanhouden. Zo zullen de nieuwe technische mogelijkhe den niet alleen leiden tot meer concurren tie in de financiële wereld, maar naar zijn mening ook tot een toenemend belang van het werk in het verband van de Europese Gemeenschap. Verder wees Henriksen op de volgende positieve invloeden: het groeiende politieke belang van Euro pese eenwording; marktfactoren het succes van het wis selkoerssysteem van het Europese Monetai re Stelsel en het stijgend particuliere gebruik van de Europese valuta-eenheid ECU); institutionele factoren (samenwerking tussen effectenbeurzen). Kortom: de financiële integratie in Europa zal voortschrijden. Henriksen besloot met de stelling, dat na de uitermate geleidelijke gang van zaken tot nog toe, de kans op een schoksgewijze verdere ontwikkeling toeneemt. Het internationale bankentoezicht is in be weging, zowel op mondiaal niveau als in Europees verband. De toezichthouders proberen de kansen te maximaliseren, dat de hevige golven die de wereldeconomie bij tijd en wijle beroeren, tot niet meer dan enige rimpeling in het financiële bestel lei den. Voor onze bankorganisatie is het van belang om de vinger aan de pols te hou den. Niet alleen omdat de veranderingen op directe wijze onze organisatie zullen beïnvloeden (bijvoorbeeld via richtlijnen van de Europese Gemeenschap), maar ook omdat onze organisatie steeds meer ver weven is geraakt in het internationale fi- I nanciële netwerk. Van boven naar beneden: Oostenrijk Frankrijk Portugal Griekenland -1 j jj JJJ J jf I 1 mm wmm M Jij J I 1 I j J I J .1 litj II j. J

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1985 | | pagina 31