overleg toch dringend nodig was. 'Er wa ren banken die meenden dat de hele regio nalisatie een move van de centrale bank was om haar grip op de plaatselijke banken te versterken. Er was soms heel wat over tuigingskracht nodig om hen van het te gendeel te overtuigen. Want toen - zowel als nu - was het Leitmotiv: samenwerken aan het self-supporting maken van de fi nanciële dienstverlening van de aangeslo ten banken. En daarvoor moest ook het be geleidingsapparaat worden verbeterd.' Daaraan schortte wel het een en ander, zo erkent Kerkmeester. Na de fusie in 1972 waren er 14 districtskantoren in het leven geroepen. De districtsdirecteuren en de overige functionarissen verrichtten welis waar goed werk, maar hadden te weinig bevoegdheden meegekregen om de de centralisatiegedachte, die aan de districts verdeling ten grondslag lag, in de praktijk tot uitvoering te brengen. Het resultaat was, dat er een ongecoördineerde stroom van mensen, adviezen, richtlijnen en wat dies meer zij van de centrale bank in de richting van de plaatselijke banken op gang kwam, die verwarrend werkte. Te weinig bevoegdheden en onderbeman ning van de districtskantoren waren echter niet de enige aanwijsbare redenen waarom de interne coördinatie niet soepel verliep. Kerkmeester wijst nog twee oorzaken aan: de fusie en de voortdurende groei die de organisatie in de jaren zeventig door maakte. 'Door de fusie kwamen oude vertrouwde mensen op andere plaatsen terecht, zij kre gen andere functies, terwijl hun jobs of ver vielen of door anderen werden overgeno men. Kortom het persoonlijke contact dat zo belangrijk is in de relatie centrale bank- aangesloten bank verdween. Een andere veelgehoorde klacht kwam door de voort durende groei. De centrale bank was nau welijks meer te benaderen. En was dat eindelijk gelukt, dan werden er confectie- adviezen gegeven in plaats van op maat gesneden adviezen. Er werd onvoldoende rekening gehouden met de plaatselijke omstandigheden waarin een lokale bank moest functioneren. De intentie was er na tuurlijk wel bij de mensen op de centrale bank, ze wilden echt wel, maar door de om standigheden raakten zij steeds meer de voeling met de plaatselijke banken kwijt.' De instelling van de negen regio's heeft hieraan voor een groot deel een einde ge maakt. Als regiodirecteur is Kerkmeester bij uitstek de man die dit kan beamen. 'Ik zal de laatste zijn die ontkent dat er zeker nog spanningsvelden zijn tussen de autonome lokale banken en de centrale bank. Die moeten we proberen op te lossen en voor de zaken die de hoofdkantoren van de centrale bank regarderen, hebben we de taak de partijen bij elkaar te brengen. Die coördinerende, bemiddelende rol is een belangrijke. Voortdurend is alles in bewe ging. We hebben te maken met een econo mische regressie, met automatisering, met nieuwe bankiersconcepten zoals geïnte greerd relatiebeheer. In een goed samen- werkingspatroon moeten wij als totale or ganisatie hiermee omgaan. De regionalisa tie heeft stellig bijgedragen tot een beter samenwerken. Want hierdoor heeft de centrale bank in ieder geval weer een ge zicht gekregen, is zij weer uit de anonimi teit gekomen. Direct hieraan gekoppeld is de constatering dat er binnen de centrale bank weer veel meer wordt opgepakt, doorgeleid en besproken van wat van de lokale banken komt. En in de derde plaats heeft de regionalisatie er voor gezorgd dat er meer maatadviezen worden gegeven. We zijn er nog niet, maar we zijn terdege op de goede weg.' CdZ

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1985 | | pagina 12