Vruchtbare grond
blijft schaars artikel
andbouwcommentaar
Olivier Deserres, die leefde in de zes
tiende eeuw, wordt wel de vader van de
Franse landbouw genoemd. In zijn
'Theatre d'Agriculture' noemt hij goede
en vruchtbare grond de basis voor een
welvarende landbouw. Zijn land bezit
veel goede en vruchtbare gronden. Een
cirkel met een straal van 150 kilometer
om Parijs getrokken, betreft gronden
die met die in de Oekraïne en het mid
den-westen van Amerika kunnen wed
ijveren. Ook Nederland kent gronden
die van nature vruchtbaar zijn. De Lim
burgse löss en de jonge zeekleipolders.
Het overgrote deel van onze bodem is
van nature arm en alleen door voortdu
rend ingrijpen van de mens geschikt te
houden voor een rendabel landbouw-
gebruik.
Grenzen aan de vruchtbaarheid
Intensieve bodembewerking en gebruik van kunstmest
hebben geleid tot een doorbraak. Arme gronden kunnen
nu een landbouwproduktie opleveren vergelijkbaar met de
van nature rijke gebieden. Maar de inspanning kent ook
hier zijn prijs. De hogere bemesting leidt tot uitspoeling
van mineralen. Vooral stikstof en fosfaten zijn de boos
doeners. Drinkwater en de natuurlijke begroeiing worden
erdoor geschaad. Dit is de achtergrond van het ingrijpen
Ir. J. H. Egberink
van minister Braks van landbouw en minister Winsemius
van milieu om de produktie van dierlijke mestte beperken.
Door het Landbouwschap wordt bij de discussie over de
bescherming van de bodem de norm van de bodem
vruchtbaarheid gehanteerd. Minister Winsemius vindt dat
uit oogpunt van de milieubescherming op de lange termijn
veel strakkere normen gehanteerd moeten worden. Er zou
niet meer aan meststoffen op de bodem gebracht mogen
worden dan de planten er aan onttrekken. Dat lijkt op het
eerste gezicht redelijk. Voor vele grondsoorten echter
geldt dat de planten maar een deel van de voedingsstoffen
opnemen. Bij bepaalde grondsoorten is een overbemes
ting nodig om de planten optimaal te laten groeien.
Met andere woorden: zonder uitspoeling is dan geen opti
male teelt mogelijk.
Schoon (drink-)water en voedselproduktie lijken als het
om het milieu gaat, met elkaar te gaan concurreren. Inten
sieve bemesting van landbouwgronden zal in de toekomst
problematisch worden. Dat geldt vooral de bemesting met
mest van dierlijke oorsprong. Bij kunstmest ligt het iets
gunstiger omdat de werking en uitspoeling hiervan beter
in de hand te houden is. Vooral de gronden die voorde bo
demvruchtbaarheid aangewezen zijn op een flinke hoe
veelheid organische mest, zoals zandgronden, zullen ge-