en Dorpsvernieuwing
Gemeentelijk
stadsvernieuwingsplan
Inspraak en leefmilieu
Bankgarantie
Hypotheekhouder en
s ta ds vernieuwing
een bestemmingsplan vaststellen met de
bedoeling om een bepaalde wijk te sane
ren. De nieuwe wet bevat bepalingen inza
ke gemeentelijke maatregelen die speci
fiek de stadsvernieuwing betreffen. Ook
staan er bepalingen in omtrent de subsi
diering van de stadsvernieuwing door het
Rijk.
Een gemeentebestuur is volgens de nieu
we wet bevoegd een stadsvernieuwings
plan vast te stellen. Er bestaat evenwel
geen wettelijke plicht voor gemeenten om
stadsvernieuwing te bedrijven.
Het stadsvernieuwingsplan is te beschou
wen als een soort bestemmingsplan. Ook
de procedure van vaststelling komt vrijwel
overeen met die voor bestemmingsplan
nen. En dat kan een zeer tijdrovende aan
gelegenheid zijn. Toch kan het gemeente
bestuur, met goedkeuring van Gedepu
teerde Staten, vooruitlopen op de vaststel
ling van een stadsvernieuwingsplan door
vrijstelling te verlenen van een geldend be
stemmingsplan.
Is een stadsvernieuwingsplan eenmaal
vastgesteld, dan moet de gemeente zich
aan de bepalingen houden. Zo mag zij bij
voorbeeld geen bouwvergunning afgeven
voor de verbouw van een pand tot café,
wanneer hierin in het plan niet is voorzien.
In een gebied waarvoor zo'n stadsvernieu
wingsplan is vastgesteld, mag zonder toe
stemming van het college van B Et W niet
worden gesloopt. Hiermee wordt voorko
men dat de leefbaarheid in een wijk schade
wordt aangedaan doordat er gesloopt
wordt zonder dat er nieuwbouw plaats
vindt.
Een eenmaal vastgesteld stadsvernieu
wingsplan kan leiden tot het instellen van
een voorkeursrecht op grond van de hierna
te behandelen Wet voorkeursrecht ge
meenten, of tot onteigening van bepaalde
percelen. De gemeente kan ingeval van
onteigening ter uitvoering van een be-
stemmings- of stadsvernieuwingsplan een
verkorte onteigeningsprocedure toe
passen.
Volgens de Wet op de Stads- en Dorpsver
nieuwing is de gemeenteraad verplicht om
een 'inspraakverordering' vast te stellen.
Hierin moet worden geregeld, hoe het ge
meentebestuur zijn plannen inzake stads
vernieuwing bekendmaakt, hoe inspraak
daarover kan plaatsvinden en hoe over de
inspraak wordt gerapporteerd. Ook moet
erin staan hoe men zijn beklag kan doen
over niet-naleving van de verordening.
Ook is de gemeenteraad bevoegd om voor
bepaalde gedeelten van stad of dorp een
zogenaamde 'leefmilieuverordening' vast
te stellen. De bedoeling van zo'n verorde
ning is, (verdere) achteruitgang van de
woon- en werkomstandigheden in een wijk
tevoorkomen. Deze verordening is nadruk
kelijk bedoeld als overbruggingsmaatre
gel: zij kan gebruikt worden ter voorberei
ding van een stadsvernieuwings- of be
stemmingsplan en ten hoogste vijf jaar
gelden.
Met goedkeuring van Gedeputeerde Sta
ten mag de gemeenteraad de geldings
duur nog één keer met maximaal vijf jaar
verlengen. Maar dan is het bekeken. Dan
kan voor hetzelfde gebied geen leefmilieu
verordening meer worden vastgesteld. De
Mr. W. M. P. J. Damen
Juridische Zaken
verordening mag slechts betrekking heb
ben op wijken met woningen, winkels
of andere kleine en middelgrote bedrijven
en kantoren. Een industrieterrein kan er bij
voorbeeld niet onder vallen.
De procedure van vaststelling is praktisch
gelijk aan die van een bestemmingsplan of
stadsvernieuwingsplan. Het ontwerp-leef-
milieuverordening moet gedurende een
maand in de gemeentesecretarie ter inza
ge worden gelegd. Gedurende die tijd
kan iedereen tegen het ontwerp bezwaren
indienen. Vervolgens beslist de gemeente
raad over het ontwerp. Is de verordening
eenmaal vastgesteld, dan moet zij door
Gedeputeerde Staten worden goedge
keurd.
Na goedkeuring door Gedeputeerde Sta
ten kan de verordening pas in werking tre
den. Een verschil met de vaststellingspro
cedure van een bestemmingsplan is, dat
tegen de goedkeuring van Gedeputeerde
Staten niet meer in beroep kan worden ge
gaan. Wanneer de verordening eenmaal
van kracht is, heeft dat nogal wat gevolgen
voor het desbetreffende gebied. Zo mag
het gemeentebestuur geen bouwvergun
ningen meer verlenen voor doeleinden die
in strijd zijn met die leefmilieuverordening.
Een voorbeeld: een vergunning tot verbou
wing van een slagerij tot bar moet worden
geweigerd, indien het volgens de verorde
ning op die plaats verboden is een horeca
bedrijf uit te oefenen. Inwerkingtreding
van een leefmilieuverordening heeft bo
vendien tot gevolg dat het verboden is te
slopen zonder toestemming van de ge
meente.
Het gemeentebestuur is bevoegd in het
gebied waarvoor een leefmilieuverorde
ning geldt op lege plekken tijdelijke voor
zieningen te treffen. Te denken valt hierbij
onder andere aan groenvoorzieningen en
speelplaatsen. De eigenaren van die lege
plekken moeten toestaan dat de gemeente
dergelijke voorzieningen aanbrengt. Wil
een eigenaar op zo'n lege plek overeen
komstig de bouwvoorschriften gaan bou
wen, dan worden de tijdelijke voorzienin
gen verwijderd. Hetzelfde geldt voor ande
re rechthebbenden zoals bijvoorbeeld erf
pachters.
Zoals eerder gezegd, brengen bepaalde
maatregelen krachtens de Wet op de
Stads- en Dorpsvernieuwing een sloopver-
bod voor het desbetreffende gebied met
zich mee. Het kan voorkomen dat iemand
een pand in zo'n gebied wil slopen en op
die plaats een nieuw pand wil bouwen. De
wet bepaalt dat Burgemeester en Wethou
ders in zo'n geval een bankgarantie mogen
verlangen ter grootte van maximaal 20%
van de geschatte bouwkosten. De bankga
rantie moet dienen tot zekerheid voor de
nakoming van de herbouwplicht die Bur
gemeester en Wethouders in zo'n geval in
de bouwvergunning kunnen opnemen. De
bankgarantie mag echter eindigen, zodra
met de herbouw is begonnen. De wetgever
gaat er kennelijk vanuit dat een goed begin
al het halve werk betekent.
De positie van de hypotheekhouder wordt
niet aangetast door het enkele feit dat voor
het bezwaarde onroerend goed een stads
vernieuwingsplan of een leefmilieuveror
dening is vastgesteld. De hypotheekhou
der blijft bevoegd tot openbare verkoop.
Onderhandse verkoop door de eigenaar
blijft eveneens mogelijk.
Zelfs kan stadsvernieuwing ertoe leiden
dat de waarde van het onroerend goed
stijgt. Van het wettelijk sloopverbod en van
een bij het stadsvernieuwingsplan aan het
onroerend goed toegekende bestemming
kan echter ook een prijsdrukkende invloed
uitgaan. De mogelijkheden om hiervoor
schadevergoeding van de overheid te ver
krijgen, zijn zeer beperkt.
Onteigening van een verhypothekeerd on
roerend goed hoeft daarentegen nauwe
lijks als een bezwaar te gelden, daar in de
Onteigeningswet met de positie van de hy-