0
stoten. Door hun omvang en eigen karakter
is voor ai die bedrijven kenmerkend, dat ze
zich moeilijk met andere in een bepaalde ca
tegorie laten indelen. Internationals of mul
tinationals? Die horen erbij, maar evengoed
onze nationale grote bedrijven. Ze hebben
allemaal gemeen, dat ze naar maat en por
tuur kennelijk niet passen in het 'midden- en
kleinbedrijf'.
Laat die globale omschrijving van 'grote be
drijven ons voldoende zijn, niet vergetend
dat een 'midden-bedrijf', ook al noem je het
geen 'groot bedrijf', van een zeer respecta
bele omvang kan zijn. Trouwens niets staat
een onderneming in de weg om van 'mid
den' door te stromen naar 'groot'. Dat ge
beurt ook en het valt op een gegeven ogen
blik op.
Bancair staan wij in nauwe relatie met dat
grote bedrijfsleven. Met name de laatste
tien, vijftien jaar, rondweg sinds de grote
fusie tussen 'Utrecht' en 'Eindhoven', is die
relatie in versnelde mate intensiever gewor
den. Een proces dat ook thans onverminderd
voortduurt. Die betrokkenheid bij dat grote
bedrijfsleven laat zich overigens moeilijk in
marktaandelen of procenten uitdrukken. El
ke grote onderneming is op zichzelf een
complex geheel met allerhande financiële
betrekkingen. Als groep lenen zulke onder
nemingen zich nauwelijks voor het becijfe
ren van een marktaandeel, zoals we dat wel
plegen te doen met onze financieringen van
het agrarisch bedrijfsleven (ca. 90%) en van
het midden- en kleinbedrijf (ca. 35
Een indicatie van de toenemende intensiteit
is, dat de kredietverlening van Rabobank
Nederland aan het grote bedrijfsleven de
laatste vier jaren met gemiddeld ruim 14%
per jaar is gestegen. Dat is meer dan de ge
middelde investeringsgroei bij deze bedrij
venVoor de aangesloten banken ligt dat
percentage vermoedelijk enige punten la
ger, maar ook daar is de intensiteit groeien
de, gezien het stijgende aandeel van de be
drijfstakken 'nijverheid' en 'dienstverlenen
de bedrijvenin het totaal van de uitstaande
kredieten van de Rabobankorganisatie als
geheel.
K/arenbeek zei onlangs voor een ge
zelschap van grote im- en expor
teurs, dat de Rabobank welwillend
staat tegenover co-financiering van geselec
teerde projecten met multilaterale financië
le instellingen zoals IMF en Wereldbank. Im
mers, ook door een dergelijke co-financie-
ring kan de aankoop van investeringsgoede
ren in het buitenland en met name de export
van kapitaalgoederen, know-how en tech
nologie vanuit ons eigen land sterk worden
bevorderd. Hier heb je een typisch voorbeeld
van grootschaligheid, die in ons bancaire
Rabo-denken van deze tijd geheel past. Het
is een natuurlijk gevolg van de plaats die wij
in het nationale en internationale bankwe
zen hebben verworven. Het grote bedrijfsle
ven zelf zal van ons ook niet anders ver
wacht hebben. Een reclamebureau en twee
bekende uitgeverijen stelden onlangs een
'Corporate Image Barometer' van 53 grote
bedrijven samen, gebaseerd op gegevens
van 762 geïnterviewde top-functionarissen
uit het bedrijfsleven. Onder de eerste tien
bedrijven die er naar het algemeen oordeel
het beste afkwamen, kwam de Rabo na res
pectievelijk Shell, Heineken en Philips op
de vierde plaats. Geen geringe zaak om zo
als 'uitstekend of goed bedrijf' uit de bus te
komen!
Dit alles moge waar zijn, maar iemand zal
misschien heel even willen opmerken, dat
van oorsprong de Rabobank zich niet op dat
grote bedrijfsleven richtte. Van ouds waren
de coöperatieve banken immers landbouw-
kredietbanken, die tevens het sparen bevor
derden en als het ware in één moeite door
zich ook met financieringen van particulie
ren en van de plaatselijke middenstand, de
dorpssmid, -timmerman en -winkeliers, be
zig hielden. Zo'n opmerking is begrijpelijk.
Inderdaad, onze banken zijn klein begon
nen; ze hebben tot op de dag van vandaag
ook hun aandacht voor dat kleine behouden.
Maar ze zijn ook meegegroeid met het be
drijfsleven! Met de land- en tuinbouw, die
thans als groep zijn belangen tot ver over de
grenzen heeft en met de middenstand die
inmiddels ontwikkeld is tot de vitale groep
van het midden- en kleinbedrijf.
Toch is ook de betrokkenheid met het grote
bedrijf niet uit de lucht komen vallen. Het is
voor ons het doortrekken geweest van de
traditionele lijn die in het verleden begonnen
is met de financiering van de grote land
bouwcoöperaties. Die taak was van ouds
opgedragen aan de centrale bank, omdat
deze financieringen - ze betreffen 'grote be
drijven - de capaciteit van een lokale bank
te boven gingen.
Zo is het gebleven. De grote landbouwcoö
peraties zijn hele grote geworden en andere
'grote jongens', ondernemingen en instellin
gen, doken in onze relatiekring op. Dat is
trouwens niet tot Rabobank Nederland be
perkt gebleven, want sinds een aantal jaren
is door de metafinanciering, een gezamen
lijk optreden van centrale en lokale Rabo
bank, de actieradius van onze aangesloten
banken naar het grotere en grote bedrijfsle
ven sterk verruimd.
De eigen eisen, die een groot bedrijf
stelt aan aanpak, bancaire diensten
en zelfs aan mentale opstelling, heb
ik niet genoemd. Ze zijn vanzelfsprekend,
maar wel een verhaal apart, waarin onder
meer het moderne account management
voorkomt. Maar wel hoop ik een accent te
hebben gelegd op de bancaire taak, die wij
voor ons zelf ook ten opzichte van het grote
bedrijfsleven aanwezig weten. Het was
slechts een accent, een uit de vele, want de
andere, ons vaak van ouds vertrouwd in de
oren liggende, accenten blijven onvermin
derd van kracht.
In perspectief gezien, naar het verleden en
naar de toekomst, is het onderhavige accent
weer een bewijs van de spankracht, die ons
coöperatieve bankwezen eigen is. Voor de
kleinste en voor de grootste diént zijn de on
derscheiden bestemmingen per Rabospoor
bereikbaar. Coöperatief bankieren betekent
voor ons onder meer dat de continuïteit van
de financiële belangenbehartiging hoog in
het vaandel staat geschreven en dat wij ser
vice-gericht kwalitatief goede diensten te
gen relatief gunstige prijzen aanbieden. Ik
vermoed, dat iedere ondernemer, groot of
klein, zich daarin goed zal kunnen vinden.
JRH