16
domsbedrijven worden overeenkomstige
pachtnormen gehanteerd. Dit komt er in
ons voorbeeld op neer dat op het pachtbe
drijf f 10 000 als kosten voor de eigen
bedrijfsgebouwen is ingerekend.
Ook het overig inkomen bestaat voor een
belangrijk deel uit niet-uitgegeven kosten,
waarvan de loonkosten van meewerkende
gezinsleden de belangrijkste zijn. Wordt
dit inkomen bij het ondernemersinkomen
geteld en vervolgens verminderd met de
betaalde belasting en premies voor de
volksverzekeringen, dan blijft er in 1982/
83 een besteedbaar gezinsinkomen over
van f 73 000. Na aftrek van de gezinsbe
stedingen blijft een bedrag van f 25 000
over aan besparingen. Deze besparingen
resteren nadat de rentebetalingen zijn ge
daan. De rente- en aflossingsverplichtin
gen bedragen f 21 000 zodat de financie
ringsmiddelen (afschrijvingsbedragen en
besparingen voor aftrek van betaalde ren
te) ruim voldoende zijn om deze verplich
tingen na te komen.
Vrij beschikbaar voor investeringen of voor
andere doeleinden is f39 000. Als voor
bedrijfsinvesteringen wordt gekozen dan
kunnen de noodzakelijke geachte vervan-
gings- en uitbreidingsinvesteringen voor
f 39 000 met eigen middelen worden gefi
nancierd.
Bovengeschetste financiële positie zou in
1982/83 geheel anders zijn geweest als
de 30 ha cultuurgrond in mei 1982 door
de pachter was gekocht en gefinancierd
met vreemd vermogen. Staat II geeft van
deze aankoop de consequenties voor de
balans, voor de inkomensopbouw en voor
de liquiditeitspositie.
Er is aangenomen dat de grond tegen de
verpachte waarde van f 1 7 000 per ha is
gekocht. Daar op de bedrijfseconomische
balans de grond tegen de vrije marktwaar
de wordt gewaardeerd (op 1 mei 1983
f 27 000), ontstaat er een toeneming van
he.t eigen vermogen van f 300000 als ge
volg van deze herwaardering. Van het ba
lanstotaal van f 1,3 miljoen is daardoor
54% eigen vermogen en 46% vreemd
vermogen (zonder deze herwaardering zou
de verhouding 40 eigen en 60% vreemd
vermogen zijn).
Zoals eerder gezegd wordt het bedrijfs
economisch resultaat niet beïnvloed door
de aankoop van grond omdat ook voor
eigenaars de kosten van grond en gebou
wen op pachtbasis worden berekend.
Maar het ondernemersinkomen (d.i. het in
komen dat de ondernemer door inzet van
z'n arbeid en kapitaal verdient) wordt door
overgang van pachter naar eigenaar wel
aangetast: omdat er meer vreemd vermo
gen is moet nu ook een groter deel van de
rente daadwerkelijk worden uitbetaald. In
staat II is het ondernemersinkomen
f 33 000 lager dan in staat I en bedraagt
nog slechts f 10 000. De oorzaak ligt in het
verschil tussen ingerekende en uitbetaalde
kosten. Voor de eigenaar zijn de rente-uit
gaven toegenomen van f 15 000 tot
f 60000, omdat voor de financiering van
de grond een lening moest worden afge
sloten. Deze rente-uitgaven komen in min
dering op het inkomen van de ondernemer.
De invloed op de besparingen is ook groot:
staat I liet een besparing zien van f 25 000
en uit staat II blijkt dat er f 1 000 is ont-
spaard.
Voorts blijkt dat na aankoop van de grond
de vrij beschikbare financieringsmiddelen
zijn verdwenen door een aanmerkelijke
toename van de financieringslasten. Deze
lasten zijn zelfs f 9 500 hoger dan de be
schikbaar komende financieringsmidde
len. Dit tekort zal of door lagere gezinsbe
stedingen of door lagere financieringslas
ten moeten worden weggewerkt. Dit bete
kent dat financiering met vreemd vermo
gen op landbouwbedrijven slechts beperkt
mogelijk is omdat de rentabiliteit van het
geïnvesteerde vermogen in de landbouw
laag is. Alleen bedrijven met een aanzien
lijk hogere rentabiliteit dan die van het
gemiddelde pachtbedrijf zijn in staat om
grond tegen de geldende marktprijzen in
eigendom over te nemen. Dit aantal is ech
ter klein. Zo had in (het gunstige jaar)
1982/83 49 van de bedrijven een nega
tief rendement en slechts 5% had meer
dan 10% rendement op het geïnvesteerde
vermogen. Deze percentages gelden als de
eigen arbeid volgens de CAO-norm wordt
beloond. Wordt genoegen genomen met
een lagere beloning voor eigen arbeid dan
stijgt uiteraard het toegerekende rende
mentspercentage van het geïnvesteerde
vermogen.
Om bedrijfsovername toch mogelijkte ma
ken wordt in geval van bedrjfsopvolging de
grond veelal tegen lagere prijzen dan de
geldende marktprijzen aan de bedrijfsop-
volger overgedragen. Hierdoor behoeft
minder geleend te worden en worden de
financieringslasten lager.
Moet een bedrijf echter tegen de geldende
marktprijs worden overgenomen (bijv.
wanneer de verpachter het bedrijf aan de
pachter te koop aanbiedt) dan zullen finan-
cieringsvoorwaarden aan de bedrijfsom
standigheden (hoogte van de rentabiliteit)
moeten worden aangepast. Hierbij kan ge
dacht worden aan een langere looptijd van
de lening of bij jonge ondernemers aan
uitstel van rente- en aflossingsverplichtin
gen in de eerste jaren na een bedrijfsover
name.
Uit het bovenstaande komt duidelijk naar
voren dat financiering van landbouwbe
drijven met vreemd vermogen aan grenzen
is gebonden, omdat de beschikbaar ko
mende financieringsmiddelen veelal tekort
schieten om de financieringslasten te dra
gen.