agboek van 71 kassier Concurrentiepositie 34 dient er een efficiënt systeem voor transport van mest te komen. De commissie-Latijnhouwers vindt dat voor de oplossing het particuliere bedrijfsleven een belangrijke rol moet spelen. De mestbanken moeten een coördinerende en stimulerende rol spelen. Om een veel grotere hoeveelheid mest af te zetten zijn tussenopslagmogelijkheden van mest nodig. De behoefte aan mest is ongelijk over het jaar verspreid. In West-Duits- land, waar zich in sommige streken eenzelfde soort pro bleem voordoet, zijn al een aantal wettelijke regels van kracht. Zo moet de veehouder voldoende opslagcapaciteit hebben om gedurende de winterperiode de mest niet uit te hoeven rijden over het land. De uitspoeling van de stikstof en fosfaatbestanddelen van de mest is dan extra groot met ongunstige gevolgen voor het oppervlaktewater. Via de Wet op de Bodembescherming die bij de Tweede Kamer is ingediend, krijgt de overheid een instrument om normen te stellen ten aanzien van de maximale hoeveel heid mineralen, metalen en andere stoffen die op of in de bodem mogen worden gebracht. Tegelijkertijd is een wij ziging van het Meststoffen Besluit van de Minister van Landbouw aanhangig. Daarin worden mogelijkheden voorzien om regels te stellen aan bedrijven die mest voort brengen, zoals een mestboekhouding, aansluitplicht bij een van de mestbanken en heffingssystemen om de afzet van mest te financieren evenals onderzoek, kwaliteitscon trole en opslagvoorzieningen. De commissie-Latijnhouwers doet enkele markante uit spraken. Allereerst dat het milieuprobleem van de mest de gehele Nederlandse veehouderij raakt. Vroeg of laat zullen alle veehouders, ook die buiten de hui dige concentratiegebieden, ermee geconfronteerd wor den. Het is zaak dit probleem van begin af aan gezamenlijk aan te pakken. De commissie wil dit in de financierings structuur voor de activiteiten tot uiting laten komen. Voor gesteld wordt alle veehouders mee te laten betalen voor algemene voorzieningen, zoals kwaliteitsregels voor de mest. Bedrijven die in een overschotpositie verkeren zullen een aanvullende bijdrage moeten leveren, bedoeld voor onderzoek, opslag en verwerkingsvoorzieningen. Ten slot te is er de groep bedrijven die daadwerkelijk zijn mest via de mestbank laat vervoeren naar de tekortgebieden. Deze zullen de transportkosten gaan betalen. Dit najaar vindt er diepgaand overleg plaats binnen het bedrijfsleven of een gezamenlijke aanpak perspectief biedt. Gemakkelijk zal die discussie niet zijn. De veehou ders buiten de concentratiegebieden voelen weinig voor een vorm van medefinanciering voor een probleem dat vooralsnog hen niet treft. Anderzijds zou het een gemiste kans zijn als dit probleem, dat rechtstreeks samenhangt met de specifieke bedrijfsvoering in de Nederlandse vee houderij, in verdeeldheid en concurrentiesfeer tussen re gio's zou verzanden. De echte, internationale concurren- tieontwikkeling dreigt dan uit het oog te worden verloren. Marjo is zowel beste vriendin als cliënte. Lichamelijk allang het Kinderspaarplan ontgroeid, zal ze geestelijk nooit de Zilvervloot bereiken. Onze dubbele relatie is inniger geworden sinds de bezuinigingen het busje hebben wegge vaagd, waarmee ze elke dag werd opgehaald. Nu maakt ze gebruik van het openbaar vervoer en zo komt het dat ze in de vroege ochtend soms met me oploopt op weg naar de bus halte. Alléén met de grote bus, dat was wel wennen voor haar en eerst moest ze het dan ook proberen met een strippenkaart. Vanochtend vertelde ze me vol trots dat ze nu een echt abon nement heeft, compleet met foto en twee stempels. Onderweg pleegt ze me uitvoerig te informeren over haar leventje thuis en in het dagverblijf. Breien kan ze, omdat ze ook lichamelijk wat is gehandicapt, niet zo erg goed maar met punniken weet ze gelukkig wel raad. Elk vrij momentje thuis of in de bus wordt er gepunnikt en van al die vol over gave gemaakte kleurige strengen worden in haar ogen prak tische zaken vervaardigd. Een enkele keer als ik meerijd in de bus, merk ik dat vreem den om haar heen soms wat onrustig worden, omdat ze niet goed raad met haar weten. Die haar kennen, weten dat ze erg Hef is, ook als ze wat opgewonden raakt. Nooit toont ze een spoortje van verdriet al zal ze dat best wel kennen, mijn vriendin Marjo. Onze andere relatie is die van spaarster bij de bank. Trouw brengt ze ons elke week een bedrag, waarvan een deel be stemd is voor een kadootje thuis of voor een nieuwe hals band voor hondje Carla. Ze vergeet zelden om te vragen of haar geld nog wel in ons bezit is. Een keertje heeft ze de dikke deur mogen bekijken waarachter we haar centjes bewaren. Wel blijft ze het vreemd vinden dat ik daar elk jaar zo maar nog wat extra 's bij doe. En toen ik haar ooit vertelde dat rente iets te maken heeft met het feit dat we met haar spaargeld andere mensen helpen, raakte ze even in paniek. De hoeveelheid geld die we haar toen hebben laten zien was echter zo adembene mend dat ze weer voor lange tijd gerustgesteld was. Tijdens de Spaarweek kwam ze uiteraard langs. Een paar ochtenden daarvoor had ze onderweg al wat geheimzinnig gedaan en gegniffeld over een verrassing die me te wachten stond. Nu kwam ze aangesjouwd met haar tas, waarin alles wordt bewaard dat haar lief is en haalde er een rose katoenen tasje uit. Zelf gepunnikt en speciaal voor mij. Mocht ik houden voor altijd. Vol verwachting keek ze me aan en ik liet, ook wel een beetje echt ontroerd, luidkeels blijken hoe geweldig ik het vond. ledereen achter de balie moest meegenieten van mijn geluk en ze straalde! Bij het weggaan sprak ze nog even vermanend: Dat porte- meneetje is wel voor u, maar u kunt er mooi mijn centjes in doen. Dan weet u ten minste wat van mij is in die grote kast. Cas Sier

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1984 | | pagina 34