Solvabiliteit een groot aantal van de jonge glastuinders een minimaal besteedbaar inkomen had. Meer dan de helft van de jonge glastuin ders had in 1982 een besteedbaar inko men dat lager was dan 15 000 gulden (21 had zelfs een negatief besteedbaar inkomen). De zwakke positie van de jonge glastuinder wordt hiermee nog eens extra benadrukt. Een belangrijke oorzaak is gele gen in het feit dat de jonge glastuinder met een relatief klein eigen vermogen werkt: ofwel een lage solvabiliteit. De verhouding tussen het eigen en het to taal vermogen (de solvabiliteit) bedroeg gemiddeld 36% over de periode 1979- 1 982. Dit betekende dat zo'n 64% van het totale bedrijfsvermogen moest worden ge leend. Dit gemiddelde verhult veel. Van veel jonge ondernemers is de solvabili teitspositie aanzienlijk zwakker. Dit blijkt duidelijk uit de spreiding die in tabel 4 wordt weergegeven. tabel 4 SPREIDING VAN DE SOLVABILITEIT OVER 1 982 solvabiliteit negatief 13 0-20 19 21-40 29 41-60 14 60 e. m. 25 100 In totaal had 61 van al deze bedrijven een solvabiliteit die kleiner was dan 40 terwijl zo'n 1 3% van de jonge glastuinders een negatieve solvabiliteit had. Dit wil zeg gen, dat het bedrag aan schulden de waar de van alle bezittingen overtrof. Voor een dergelijke groep bedrijven is de situatie uiterst moeilijk. Hoge rente- en af lossingsverplichtingen leggen een (te) zware druk op de binnenkomende midde len. Liquiditeitsproblemen zijn in deze si tuatie dan ook geen uitzondering. De voortdurende ontsparingen bij deze groep van jonge glastuinders hebben er zeker toe bijgedragen dat van veel bedrijven de sol vabiliteitspositie zwak is. De druk van de schuldenlast kan goed worden geïllu streerd door het geleende bedrag per vier kante meter glas en de rentelasten per vier kante meter glas. Tabel 5 laat dat zien. tabel 5 gemiddeld 66,2 Gemiddeld per bedrijf is per m2 glas zo'n 66 gulden aan vreemd vermogen aange trokken, waarover 5,2 gulden rente moest worden betaald. Van deze 66 gulden is slechts zo'n 10% ter beschikking gesteld door familie. Dit geringe aandeel van de familieleningen wordt onder meer veroor zaakt door een kapitaalsintensivering van de bedrijven en een meer zakelijke opstel ling van familieleden bij overname van het bedrijf. Kort samengevat luidt de conclusie van bo venstaand verhaal als volgt: De overname van een bedrijf gaat veelal gepaard met een groot beroep op vreemd vermogen. Dit brengt vooral in de beginfase van de star tende ondernemer veel rente- en aflos singsverplichtingen met zich mee. Het is dus zaak om zo snel mogelijk de eigen-ver mogenspositie te versterken. Hiertoe is het noodzakelijk dat de jonge ondernemers kunnen besparen. De rentabiliteitsontwik- keling van de laatste jaren geeft echter een heel ander beeld. Een gemiddelde ren- 5.2 7,9 tabiliteit van -10 procent en een daarmee gepaard gaande lage solvabiliteit maken de financiële positie van de jonge tuinder heden ten dage niet gemakkelijk. VREEMD VERMOGEN EN BETAALDE RENTE PER VIERKANTE METER GLAS (GLD.) vreemd vermogen per m2 (a) rente per m2 (b) (b/a) x 100 '79 69,4 '80 70,0 '81 65,2 '82 60,1

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1984 | | pagina 13